Wanneer draadloze verbinding is ingeschakeld voor een apparaat, kunt u wisselen tussen vaste en Wi-Fi-verbinding op de aanraakinterface. Als u Wi-Fi wilt gebruiken, moet u eerst de Ethernet-kabel loskoppelen.

U kunt verbinding maken met Wi-Fi als uw netwerk een van deze beveiligingstypen gebruikt:

  • Openen

  • Privé

    • WPA2-PSK-CCMP128(AES)

    • WPA2-PSK-SHA256-CCMP128(AES)

    • WPA2-FT-PSK-CCMP128(AES)

    • WPA3-SAE-CCMP128(AES)

  • Onderneming

    • WPA2-802.1x-CCMP128(AES)

    • WPA2-802.1x-SHA256-CCMP128(AES)

    • WPA2-FT-802.1x-CCMP128(AES)

    • WPA3-802.1x-SHA256-CCMP128(AES)

    • WPA3-FT-802.1x-CCMP128(AES)

De volgende IEEE 802.1x-typen worden ondersteund voor Enterprise:

  • EAP-PEAP MSCHAPv2

  • EAP-PEAP AV

  • EAP-TLS

  • EAP-TTLS

  • EAP-FAST


Netwerkbeheerders moeten dit artikel ook lezen voor aanbevolen procedures bij het configureren van een Wi-Fi-verbinding.

Het draadloze netwerk moet ten minste drie balken weergeven op het scherm voor een verbinding die voldoende stabiel is. U kunt niet deelnemen aan netwerken waarbij u zich moet aanmelden via een startpagina.

Het systeem onthoudt maar één netwerk tegelijkertijd. Als u wisselt tussen netwerken moet u de wachtwoordzin opnieuw invoeren.

1

Open het configuratiescherm op uw apparaat door vanaf de rechterkant te vegen of op te tikken knop. Tik vervolgens op Apparaatinstellingen .

2

Blader naar netwerk en service en tik op Netwerkverbinding.

Tik op het volgende scherm op Wi-Fi . Als Wi-Fi is uitgeschakeld, tikt u op de wisselknop om deze in te schakelen.

3

Selecteer het Wi-Fi-netwerk waarmee u verbinding wilt maken. Als het netwerk verborgen is, tikt u op Verbind met een ander netwerk en stelt u Wi-Fi handmatig in.

4

Voer de gebruikersnaam en de wachtwoordzin in als dat nodig is. Tik op de pijl naar rechts om het verbindingsproces te starten.

5

Wanneer u klaar bent, tikt u op de pijl-links om terug te gaan naar het scherm Instellingen. Tik vervolgens op de knop Sluiten of ergens buiten het venster Instellingen om het te sluiten.

Nadat de verbinding tot stand is gebracht, hebt u toegang tot de Wi-Fi-instellingen en kunt u de netwerkstatus op elk gewenst moment controleren, inclusief tijdens een gesprek. Open het configuratiescherm, tik op Apparaatinstellingen , ga naar Instellingen > Netwerkverbinding > Wi-Fi en tik vervolgens op de verbonden netwerknaam. Tik op het volgende scherm op Geavanceerde Wi-Fi-details om de status van het netwerk te bekijken.