Op de aanraakinterface kunt u wisselen tussen Wi-Fi-verbinding en vaste verbinding.
Als u Wi-Fi wilt gebruiken, moet u de Ethernet-kabel eerst ontkoppelen.
De volgende verificatietypen worden ondersteund:
-
Openen
-
WPA-PSK (AES)
-
WPA2-PSK (AES)
-
WPA-EAP-PEAP
-
EAP-TLS
-
EAP-TTLS
-
EAP-FAST
-
PEAP
-
EAP-MSCHAPv2
-
EAP-GTC
Het systeem onthoudt maar één netwerk tegelijkertijd. Als u wisselt tussen netwerken moet u de wachtwoordzin opnieuw invoeren.
1 | Ga naar de apparaatnaam in het startscherm en selecteer Instellingen. Ga naar Netwerkverbinding en Wi-Fi-instellingen. |
2 | Selecteer het Wi-Fi-netwerk waarmee u verbinding wilt maken. |
3 | Als het netwerk verificatie vereist, voert u de wachtwoordzin in en selecteert u Verbinden. |