NST dempt oproepen op uw telefoon en weigert inkomende gesprekken. Indien geconfigureerd, stuurt uw telefoon inkomende gesprekken door naar uw voicemail.

U ontvangt echter altijd noodoproepen, ook wanneer NST is ingeschakeld.

Als u NST inschakelt voor een specifieke lijn, kan op de lijn nog steeds semafoongesprekken worden ontvangen. Wanneer NST van toepassing is op alle lijnen, worden de semafoonoproepen genegeerd.

Als een lijntoets is geconfigureerd met NST, kunt u de lijntoets indrukken om NST te activeren.

Eén lijn

Wanneer uw telefoon in de modus NST staat, ziet u een niet storen-balk en het pictogram Niet storen Het pictogram NST aan In de koptekst. Bij telefoon met grey in een grey in en uit het scherm wordt het pictogram grey in de koptekst weergegeven.

De beheerder configureert de functieknoppen die op het telefoonscherm worden weergegeven. Neem contact op met de beheerder als de functie NST niet wordt weergegeven op uw telefoon.

Voordat u begint

De systeembeheerder kan deze functie standaard inschakelen.

1

Selecteer Meer (...).

2

Selecteer NST om NST in te schakelen.

3

Selecteer NST uit om NST uit te schakelen.

Meerdere lijnen

Op een telefoon met meerdere lijnen die zijn geconfigureerd, kunt u NST inschakelen voor een bepaalde lijn of voor alle lijnen, afhankelijk van de configuratie van Functietoetssynchronisatie en XSI op uw telefoon.

Op een lijn waarop functietoetssynchronisatie of XSI is ingeschakeld, is de NST-instelling alleen op deze lijn van toepassing.

Als voor een lijn zowel functietoetssynchronisatie als XSI is uitgeschakeld, is de NST-instelling op deze lijn van toepassing op alle lijnen op de telefoon waarvoor zowel synchronisatie van functietoetsen als XSI is uitgeschakeld.

Wanneer de primaire lijn zich in de modus NST bevindt, kunt u het pictogram NST zien Het pictogram NST aan Te selecteren in de schermkop. Wanneer een bepaalde lijn zich in de modus NST bevindt, ziet u het pictogram NST op de lijn.

Voordat u begint

1

Druk op Meer (...) en selecteer NST.

2

Selecteer een lijn en selecteer vervolgens Aan om NST in te schakelen.

3

Als u NST voor een lijn wilt uitschakelen, selecteert u de lijn en selecteert u Uit.

Eén lijn

Wanneer uw telefoon in de modus NST staat, worden een rode balk en het pictogram Voor niet storen weergegeven. Het pictogram NST aan In de koptekst.

De beheerder configureert de functieknoppen die op het telefoonscherm worden weergegeven. Als de functie NST niet wordt weergegeven De knop NST Op uw telefoon, neemt u contact op met de beheerder.

1

Tik op NST the DND button Om NST in te schakelen.

2

Als u NST uit wilt schakelen, tikt u op NST uitthe DND button.

Meerdere lijnen

Op een telefoon waarop meerdere lijnen zijn geconfigureerd, kunt u NST voor specifieke lijnen of voor alle lijnen inschakelen, afhankelijk van de configuratie van de functietoetssynchronisatie en XSI op uw telefoon.

Op een lijn waarop functietoetssynchronisatie of XSI is ingeschakeld, is de NST-instelling alleen op deze lijn van toepassing.

Als voor een lijn zowel functietoetssynchronisatie als XSI is uitgeschakeld, is de NST-instelling op deze lijn van toepassing op alle lijnen op de telefoon waarvoor zowel synchronisatie van functietoetsen als XSI is uitgeschakeld.

Wanneer alle lijnen de modus NST hebben, ziet u een rode balk en het pictogram Niet storen Het pictogram NST aan In de schermkop. Wanneer een bepaalde lijn zich in de modus NST bevindt, ziet u het pictogram NST op de lijn.

1

Tik op Meer More Options button Op de lijn en vervolgens niet storen inschakelen.

2

Als u NST (NST) wilt uitschakelen, tikt u op Meer More Options button Op de lijn en vervolgens niet storen uitschakelen.

NST op een lijntoets configureren

U kunt de functie Niet storen (NST) configureren op een lijntoets op uw telefoon of op de Key Expansion Module (KEM). Als deze eenmaal zijn geconfigureerd, kunt u de geconfigureerde lijn als snelkoppeling gebruiken om de functie in of uit te schakelen.

Voordat u begint

Uw beheerder stelt u in staat online sleutels van functies te configureren.

1

Druk gedurende minstens twee seconden op een lijntoets op de telefoon.

Voor de Cisco-bureautelefoon 9871 kunt u een lijntoets met de functie toewijzen op een KEM.

Als de lijntoets niet actief is, kunt u de functie NST op de lijntoets toevoegen.

Als aan de lijntoets een andere functie is toegewezen, kunt u deze vervangen door NST op de lijntoets.

2

Selecteer Niet storen maken of Vervangen met Niet storen.

Als de optie niet wordt weergegeven of u kunt geen functie toewijzen op de lijntoets, neemt u contact op met de beheerder voor ondersteuning.

3

Als u de geconfigureerde functie van de lijntoets wilt verwijderen, drukt u gedurende ten minste twee seconden op de lijntoets, selecteert u Verwijderen en bevestigtu dit.