De oplader opstellen

U gebruikt de oplader om de handset op te laden. De oplader heeft een ingebouwde USB-kabel die in de voedingsadapter wordt geplaatst. De voedingsadapter is ontworpen voor de specifieke configuratie van de stopcontacten en het vermogen in uw land.

1

Plaats de oplader op een vlak oppervlak.

2

Steek de USB-connector van de stroomkabel in de voedingsadapter.

3

Steek de voedingsadapter in het stopcontact.

De handsetbatterij opladen

U gebruikt de handsetlader om de batterij van de handset op te laden. Bij de levering is de batterij gedeeltelijk opgeladen. U moet de batterij echter minstens 10 uur opladen alvorens u deze voor het eerst gebruikt. Als u de batterij niet volledig oplaadt, kan dit de levensduur van de batterij verminderen.

Als u de batterij uit de handset verwijdert en later terugplaatst, moet deze volledig worden ontladen en vervolgens volledig worden opgeladen zodat de batterijindicator accuraat is.


Laad de batterij op met de meegeleverde handsetlader. Als u een andere methode gebruikt, kunt u de batterij, de handset of uw omgeving beschadigen.

Laad de batterij alleen op in omgevingen waar de temperatuur tussen 0 °C en 40 °C ligt.


Laad de batterij niet op in gevaarlijke omgevingen en omgevingen met explosiegevaar.

Als u de handset op de lader plaatst, gaat deze aan (als deze niet al aan staat) en wordt een bericht weergegeven dat de handset wordt opgeladen. Het scherm van de handset wordt op de geconfigureerde tijden gedimd en uitgeschakeld.

Als de LED op de handset begint te knipperen, wordt de firmware van de handset geüpdatet.

Voordat u begint

Stel de oplader op.

Zorg ervoor dat uw handsetlader op het stopcontact is aangesloten.

Plaats de handset zodanig in de lader dat de contacten in de handset en de contacten in de lader overeenstemmen.

Het scherm van de handset moet worden ingeschakeld en een bericht tonen dat de handset wordt opgeladen. Als dit niet het geval is, moet u de handset uit de lader verwijderen en het opnieuw proberen.