Gedeelde lijnen

Een gedeelde lijn is een telefoonnummer dat wordt weergegeven op meerdere telefoons. U kunt een gedeelde lijn maken door hetzelfde telefoonnummer toe te wijzen aan verschillende telefoons.

Inkomende gesprekken worden weergegeven op alle telefoons die een lijn delen en iedereen kan het gesprek aannemen. Er is slechts één gesprek tegelijk actief op een telefoon.

Gespreksinformatie wordt weergegeven op alle telefoons die een lijn delen. Als iemand de privacyfunctie inschakelt, ziet u geen uitgaande gesprekken die worden gevoerd vanaf de telefoon. U ziet echter wel inkomende gesprekken op de gedeelde lijn.

Alle telefoons met een gedeelde lijn gaan over wanneer een gesprek op de lijn binnenkomt. Als u het gedeelde gesprek in de wacht zet, kan iedereen die met de lijn is gedeeld, het gesprek hervatten op zijn/haar telefoon.

De volgende functies voor gedeelde lijnen worden ondersteund:

  • Line Seizure (Lijn overnemen)

  • Public Hold (Openbaar in de wacht)

  • Private Hold (Privé in de wacht)

  • Stil inbreken (alleen via programmeerbare functietoets)

De volgende functies worden ondersteund voor een privélijn

  • Doorverbind.

  • Conferentie

  • Gesprek parkeren/gesprek ophalen

  • Gesprek opnemen

  • Niet storen

  • Gesprek doorschakelen

U kunt elke telefoon afzonderlijk configureren. Accountgegevens zijn doorgaans hetzelfde voor alle IP-telefoons, maar instellingen zoals het nummerplan of de gewenste codec-gegevens kunnen verschillen.

Een gedeelde lijn configureren

U kunt een gedeelde lijn maken door hetzelfde telefoonnummer toe te wijzen aan meer dan één telefoon op de telefoonwebpagina.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Als u elke parameter wilt configureren, raadpleegt u de syntaxis van de reeks in de volgende tabel met Parameters voor het configureren van een gedeelde lijn.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Toestel(n), waarbij (n) het toestelnummer is dat u wilt delen.

3

In het gedeelte Algemeen stelt u de parameter Lijn inschakelen in zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor gedeelde lijnen.

4

Stel in de sectie Lijnweergave delen de parameters Toestel delen, Gedeeld veld Gebruikers-id en Abonnement verloopt in zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor gedeelde lijnen.

5

Voer in de sectie Proxy and Registration (Proxy en registratie) het IP-adres van de proxyserver in het veld Proxy in.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Proxy_1_ ua="na">as1bsoft.sipurash.com</Proxy_1_>

Voorbeeld van proxyserveradres: as1bsoft.sipurash.com

6

Voer in de sectie Subscriber Information(Abonneegegevens) de Display Name (Weergavenaam) en User ID (Gebruikers-id) (toestelnummer) in voor het gedeelde toestel.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Display_Name_1_ ua="na">name</Display_Name_1_><User_ID_1_ ua="na">4085273251</User_ID_1_>

7

Stel in het gedeelte Diverse instellingen voor lijntoetsen de parameter Inbreken in gedeelde gespreksweergave inschakelen in zoals beschreven in de volgende tabel met Diverse instellingen voor lijntoetsen.

8

Klik op Alle wijzigingen verzenden.

Parameters voor het configureren van een gedeelde lijn

In de volgende tabel worden de parameters op het tabblad Spraak > Toestel(n) van de webpagina van de telefoon beschreven.

Tabel 1. Parameters voor gedeelde lijnen

Parameter

Beschrijving

Line Enable (Lijn inschakelen)

Hiermee schakelt u een lijn in voor de service.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer Ja om deze optie in de telefoonwebinterface in te schakelen. Selecteer anders Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Line_Enable_1_ ua="na">Yes</Line_Enable_1_>

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

Share Ext (Toest. delen)

Hiermee wordt aangegeven of dit toestel met andere Cisco IP-telefoons moet worden gedeeld of privé is.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer Ja om deze optie in de telefoonwebinterface in te schakelen. Selecteer anders Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Share_Ext_1_ ua="na">No</Share_Ext_1_>

Als u Toestel delen instelt op Nee, is dit toestel privé en deelt geen gesprekken, ongeacht de instelling bij Gespreksweergave delen. Als u dit toestel op Ja instelt, volgen gesprekken de instelling voor Gespreksweergave delen.

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Ja

Shared User ID (Gedeelde gebruikers-id)

De geïdentificeerde gebruiker die is toegewezen aan de gedeelde lijnweergave.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in de telefoon webinterface de gebruikers-ID in.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Shared_User_ID_1_ ua="na">Shared UserID</Shared_User_ID_1>

Subscription Expires (Abonnement vervalt)

Aantal seconden voordat het SIP-abonnement vervalt. Voordat het abonnement verloopt, krijgt de telefoon NOTIFY-berichten van de SIP-server over de status van het gedeelde telefoontoestel.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • In de webinterface van de telefoon stelt u de waarde in seconden in.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Subscription_Expires_1_ ua="na">3600</Subscription_Expires_1_>

Geldige waarden: een integer tussen 10 en 65535

Standaard: 3600 seconden

In de volgende tabel worden de parameters op het tabblad Spraak > Telefoon van de webpagina voor de telefoon beschreven.

Tabel 2. Diverse instellingen voor lijntoetsen

Parameter

Beschrijving

SCA Barge-In Enable (Inbreken in gedeelde gespreksweergave inschakelen)

Hiermee wordt inbreken in gedeelde gespreksweergave ingeschakeld.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Selecteer Ja om deze optie in te schakelen in de telefoonwebinterface. Selecteer anders Nee.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <SCA_Barge-In-Enable ua="na">No</SCA_Barge-In-Enable>

Geldige waarden: Ja|Nee

Standaard: Nee

Gesprek parkeren

De gebruiker kan een geparkeerd gesprek ophalen met de code voor het opheffen van het parkeren van het gesprek op een willekeurige telefoon binnen de organisatie. Als u de snelkoppeling voor het parkeren van gesprekken hebt geconfigureerd op een toestel, kan de gebruiker het geparkeerde gesprek met één tik op het toestel ophalen.

Parkeerfunctie inschakelen

Wanneer u de parkeerfunctie inschakelt op de telefoon, kunnen gebruikers een gesprek parkeren of een geparkeerd gesprek op de telefoon ophalen. Wanneer de functie is uitgeschakeld, wordt de functietoets Gesprek parkeren/niet parkeren weergegeven op het telefoonscherm.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

Stel in het gedeelte Aanvullende services de functie Gesprek parkeren Serv in op Ja om de functie op de telefoon in te schakelen.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
<Call_Park_Serv ua="na">Jj</Call_Park_Serv>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

4

Klik op Submit All Changes.

Parkeercodes voor gesprekken configureren

U kunt Gesprek parkeren configureren zodat de gebruiker een gesprek in de wacht kan zetten en vervolgens weer kan ophalen van de telefoon van de gebruiker of van een andere telefoon.

Bij het configureren van een parkeerfunctie moeten de parkeerfunctiecode en de code voor het ongedaan maken van de parkeerfunctie overeenkomen met de functietoegangscode die op de server is geconfigureerd.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Regionaal.

3

Voer *68 in het veld Call Park Code (Code parkeerfunctie) in.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:

<Call_Park_Code ua="na">*68</Call_Park_Code>

4

Voer *88 in het veld Call Unpark Code (Code voor ongedaan maken parkeerfunctie) in.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:

<Call_Unpark_Code ua="na">*88</Call_Unpark_Code>

5

Klik op Submit All Changes.

Snelkoppeling voor gesprek parkeren toevoegen aan een inactief toestel

U kunt de parkeerfunctie aan een inactief toestel toevoegen zodat de gebruiker gesprekken tijdelijk kan opslaan en ophalen. De parkeerfunctie wordt ondersteund op privélijnen en gedeelde lijnen. Indien geconfigureerd, kan de gebruiker een gesprek parkeren en de parkeer ongedaan maken via het toestelnummer.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Voice > Att Console > General.

3

Selecteer Nee bij de parameter BLF De toets Gesprek parkeren op lijn inschakelen om het bezetlampje veld (BLF) Gesprek parkeren uit te schakelen op de telefoon.

4

Selecteer Spraak > Telefoon.

5

Selecteer een lijntoets.

6

(Optioneel) Stel de toestelparameter in op Uitgeschakeld.

Wanneer de functie Direct PLK-configuratie is ingeschakeld, hoeft u het toestel niet handmatig uit te schakelen en slaat u de stap over.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in deze notatie in:

<Extension_2_ ua="na">Uitgeschakeld</Extension_2_>

7

Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in:

Voor een privélijn typt u

fnc=prk; sub=$USER@$PROXY; nme=oproepparkeren; vid=1;

Voor een gedeelde lijn typt u

fnc=prk; sub=$USER@$PROXY; nme=oproepparkeren; opn=<DN van gedeelde lijn>; vid=1;

Waarbij:

  • fnc= prk betekent functie=gesprek parkeren.

  • sub is de SIP URI van het bewaakte parkeerslot.

  • nme is de naam die wordt weergegeven op de telefoon voor de lijntoets voor de parkeerfunctie.

  • orbit is de DN van de gedeelde lijn.

  • vid is de toestel-id. De waarden van $USER en $PROXY worden opgehaald uit het opgegeven toestelnummer. Als vid ontbreekt in de functietekenreeks, worden de waarden van $USER en $PROXY opgehaald uit toestel 1.

U kunt de lijnspecifieke parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). Voer een tekenreeks in deze notatie in:

<Extended_Function_2_ ua="na">fnc=prk; sub=$USER@$PROXY; nme=oproepparkeren; vid=1; </Extended_Function_2_>

8

Klik op Submit All Changes.

Gesprek parkeren met één knop configureren

Via Gesprek parkeren met één knop hoeft u geen toetsencombinatie in te voeren voor het parkeren van een gesprek en het opheffen van de parkeerfunctie.

U kunt ook het parkeren van oproepen configureren in een toestel voor toegewezen toestel voor geparkeerde oproepen

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Ga naar Spraak > Beantwoordersconsole.

3

Voer in het veld BLF List URI (URI BLF-lijst) uri_name@server in

Het veld BLF List URI (URI BLF-lijst) moet dezelfde waarde bevatten als de waarde die is geconfigureerd voor de parameter List URI:sip op de BroadSoft-server.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<BLF_List_URI ua="na">uri_name@server</BLF_List_URI>

4

Selecteer in de vervolgkeuzelijst BLF List Feature Options (Functieopties BLF-lijst) de optie prk.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<BLF_List_Feature_Options ua="na">prk</BLF_List_Feature_Options>

De toegestane waarden zijn blf+sd+cp|prk. De standaardwaarde is blf+sd+cp.

  • Wanneer het veld Functieopties BLF-lijst is ingesteld op blf+sd+cp, worden de automatisch toegewezen toetsen alleen gebruikt voor de functie blf+sd+cp. Als type="park" is opgenomen in het bronelement, worden de automatisch toegewezen toetsen gebruikt voor de functie oproepen parkeren, anders wordt deze gebruikt voor de functie blf+sd+cp wanneer het type niet wordt opgenomen.

    Op de server zijn er drie bronelementen in NOTIFY-verzoeken. Voer de teken reeksen in de resource-elementen in de indeling in en Voeg nieuw kenmerk type = "parkeren" toe in de bron-URI van de toestel voor gesprek parkeren:

    <resource uri="sip:test01@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 01</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ7uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:2345@as1bsoft.sipurash.com" type="park"><name>Park Location1</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ8uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:test02@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 02</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ9uR@broadworks"/></resource>

    Na een succesvolle configuratie controleert de telefoon test 01, parkeerlocatie1 en test 02. Met een correct abonnement op toestelnummers voor gesprekken parkeren worden de lijntoetsen toegewezen aan de functie Gesprek parkeren en wordt de status van het gecontroleerde toestel opgehaald.

  • Wanneer het veld Functieopties BLF-lijst is ingesteld op prk, controleert de lijst-URI van de BLF de toestellen en gebruikers voor het parkeren van oproepen.

    Op de server zijn er drie bronelementen in NOTIFY-verzoeken. Voer de teken reeksen in de resource-elementen in de indeling in en Voeg nieuw kenmerk type = "parkeren" toe in de bron-URI van de toestel voor gesprek parkeren:

    <resource uri="sip:test01@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 01</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ7uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:2345@as1bsoft.sipurash.com" type="park"><name>Park Location1</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ8uR@broadworks"/></resource>
    <resource uri="sip:test02@as1bsoft.sipurash.com"><name>test 02</name><instance id="cROdMctbQE" state="active" cid="BQQ9uR@broadworks"/></resource>

    Na een succesvolle configuratie controleert de telefoon test 01, parkeerlocatie1 en test 02. Met een correct abonnement op toestelnummers voor gesprekken parkeren worden de lijntoetsen toegewezen aan de functie Gesprek parkeren en wordt de status van het gecontroleerde toestel opgehaald.

5

Klik op Submit All Changes.

U kunt BLF parkeer gesprek toevoegen op een lijn

U kunt de parkeerfunctie toevoegen op een bepaalde lijntoets om een gesprek voor een gecontroleerde gebruiker met slechts één knop te parkeren of te deparkeren.

Dit onderwerp is voor Cisco Bureautelefoon 9800 Series die is geregistreerd bij Webex Calling of BroadWorks.
1

Selecteer Voice > Att Console > General.

2

Selecteer Ja voor de parameter BLF-Callpark op lijntoets inschakelen.

Als u de functie wilt uitschakelen, selecteert u Nee.

U kunt deze parameter ook configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<BLF_Callpark_On_Line_Key_Enable ua=â€>>Jj</BLF_Callpark_On_Line_Key_Enable>

Standaardwaarde: No (Nee).

3

Navigeer naar Spraak > telefoon en selecteer een lijntoets.

4

(Optioneel) Stel de toestelparameter in op Uitgeschakeld.

Wanneer de functie Direct PLK-configuratie is ingeschakeld, hoeft u het toestel niet handmatig uit te schakelen en slaat u de stap over.

U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in deze notatie in:

<Extension_2_ ua="na">Uitgeschakeld</Extension_2_>

5

Voer in het veld Uitgebreide functie de tekenreeks in de volgende indeling in:

fnc=prk; sub=BLF_URI; usr=$USER@$PROXY; of fnc=prk; sub=BLF_URI; ext=$USER@$PROXY;
Waarbij:
  • fnc=prk betekent functie is gesprek parkeren
  • Sub â€" de URI waarnaar het ABONNEER-bericht wordt verzonden. Deze naam moet identiek zijn aan de naam die in de URI BLF-lijst is gedefinieerd.
  • usrâ€" het toestelnummer voor Gesprek parkeren dat de BLF volgt.
6

Klik op Submit All Changes.

De geparkeerde status van het gesprek weergeven op het startscherm

U kunt de geparkeerde status van het gesprek op het startscherm van de telefoon weergeven of verbergen.

Standaard wordt de weergave van de geparkeerde status van het gesprek uitgeschakeld op het startscherm van de telefoon.

Indien ingeschakeld, kunnen de gebruikers een melding krijgen van de geparkeerde status, zodat ze het geparkeerde gesprek van de lijn kunnen ophalen.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Toestel(n), waarbij (n) het toestelnummer is dat u wilt delen.

3

Stel in het gedeelte Instellingen gespreksfuncties in op Ja of Nee in op Ja of Nee om de geparkeerde status van het gesprek weer te geven of te verbergen in het startscherm van de telefoon.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Call_Park_Monitor_Enable_1_ ua="na">Jj</Call_Park_Monitor_Enable_1_>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

4

Klik op Submit All Changes.

Noodoproep

Ondersteuningsachtergrond voor noodoproep

Providers van noodoproepservices kunnen de locatie van een telefoon registreren voor elke IP-telefoon in een bedrijf. De locatie-informatieserver (LIS) geeft de emergency response-locatie (ERL) door aan de telefoon. De telefoon slaat de locatie op tijdens de registratie, nadat de telefoon opnieuw wordt opgestart en wanneer een persoon zich aanmeldt bij de telefoon. De locatiegegevens omvatten adres, huisnummer, etage, kamer en andere gegevens over de kantoorlocatie.

Wanneer u een noodoproep start, geeft de telefoon de locatie door aan de gespreksserver. De gespreksserver stuurt het gesprek en de locatie door naar de provider van de noodoproepservice. De provider van de noodoproepservices stuurt het gesprek en een uniek terugbelnummer (ELIN) door naar de hulpdiensten. De hulpdienst of de openbare veiligheidsinstantie (PSAP) ontvangt de locatie van de telefoon. De PSAP ontvangt ook een nummer om u terug te bellen, als de verbinding wordt verbroken.

Voeg de volgende parameters in voor het ophalen van de locatie van de telefoon voor een willekeurig telefoonnummer:

  • Bedrijfsidentificatie â€"Een uniek nummer (UUID) dat aan uw bedrijf is toegewezen door de serviceprovider NG9-1-1.

  • Primary Request URLâ€"Het HTTPS-adres van de primaire server die wordt gebruikt om de telefoonlocatie op te halen.

  • Secondary Request URLâ€"Het HTTPS-adres van een secundaire server (back-up) die wordt gebruikt om de telefoonlocatie te verkrijgen.

  • Noodnummer â€"Een reeks cijfers die een noodoproep identificeren. U kunt meerdere alarmnummers opgeven door de nummers met een komma van elkaar te scheiden.

    Algemene nummers van alarmdiensten zijn:

    • Noord-Amerikaâ€"911

    • Europese landenâ€"112

    • Hongkongâ€"999

De telefoon verzoekt om nieuwe informatie over de locatie voor de volgende activiteiten:

  • U registreert de telefoon bij de gespreksserver.

  • Een persoon start de telefoon opnieuw op en de telefoon was eerder al geregistreerd bij de gespreksserver.

  • Een gast meldt zich aan bij de telefoon.

  • U wijzigt het IP-adres van de telefoon.

Als alle locatieservers geen locatiereactie verzenden, verstuurt de telefoon het locatieverzoek om de twee minuten opnieuw.

Terminologie voor ondersteuning noodoproep

De volgende voorwaarden beschrijven de ondersteuning van noodoproepen voor de telefoons.

  • Locatiebepalingsnummer (ELIN)â€"Een nummer dat wordt gebruikt voor een of meer toestelnummers die de persoon vinden die de hulpdiensten heeft gebeld.

  • Emergency Response Location (ERL)â€"Een logische locatie waarmee een reeks telefoontoestellen wordt groeperingen weergegeven.

  • HTTP Enabled Location Delivery (HELD)â€"Een gecodeerd protocol dat de PIDF-LO-locatie voor een telefoon verkrijgt van een locatieinformatieserver (SMTP).

  • Location Information Server (BADGE) â€"Een server die reageert op een op SIP gebaseerde telefoon in wachtstand verzoek en de telefoonlocatie aanbiedt door middel van een XML in de wachtstand.

  • Serviceprovider voor noodoproep â€"Het bedrijf dat reageert op een verzoek van de telefoon in wachtstand met de locatie van de telefoon. Wanneer u een noodoproep doet (met de locatie van de telefoon), leidt een gespreksserver de oproep door naar dit bedrijf. De serviceprovider voor noodoproepen voegt een locatiebepalingsnummer (ELIN) toe en stuurt het gesprek door naar de hulpdiensten (PSAP). Als de verbinding wordt verbroken, gebruikt de PSAP het ELIN-nummer om weer verbinding te maken met de telefoon voor de noodoproep.

  • PSAP (Public Safety Answering Point)â€"Elke nooddiensten (bijvoorbeeld brandweer, politie of ambulance) voegde zich bij het netwerk IP Hulpdiensten.

  • Universally Unique Identifier (UUID)â€"Een 128-bits nummer dat wordt gebruikt om een unieke identificatie te geven van een bedrijf dat noodoproepen ondersteunt.

Een telefoon configureren om noodoproepen te doen

Voordat u begint

Vraag de E911-geolocatieconfiguratie-URL's en de bedrijfs-id voor de telefoon op bij de serviceprovider voor noodoproepen. Gebruik dezelfde geolocatie-URL's en bedrijfs-id voor meerdere toestelnummers in hetzelfde kantoor.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Toestel n, waarbij n het toestelnummer (1-10) is van het webdialoogvenster van de telefoon.

3

Stel in de sectie Dial Plan (Belplan) de parameter Emergency Number (Alarmnummer) in

4

In het gedeelte Configuratie E911-geolocatie stelt u de parameters Bedrijfs-UUID, URL van de primaire aanvraag en URL van de secundaire aanvraag in zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor noodoproepen.

5

Klik op Submit All Changes.

In de volgende tabel worden de functie en het gebruik van parameters voor noodoproepen in de secties Nummerplan en Configuratie E911-geolocatie op het tabblad Spraak > toestel(n) in de webinterface van de telefoon gedefinieerd. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 3. Parameters voor noodoproepen

Parameter

Beschrijving

Sectie: Kies plan

Alarmnummer

Geef een door komma's gescheiden lijst op met alarmnummers.

U kunt meerdere alarmnummers opgeven door de nummers met een komma van elkaar te scheiden.

Wanneer een van deze nummers wordt gekozen, worden CONF, WACHT en andere vergelijkbare functietoetsen of knoppen niet verwerkt om te voorkomen dat het huidige gesprek per ongeluk in de wacht wordt gezet. De telefoon schakelt ook verwerking van hookflash-gebeurtenissen uit.

Alleen de andere kant kan een noodoproep beëindigen. De telefoon wordt weer normaal ingesteld nadat het gesprek is beëindigd en de hoorn weer op de haak is.

Voer een van de volgende handelingen uit: de cijfers die overeenkomen met de nood service nummers van de klant.

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    < Emergency_Number_1_ UA = "n.v.t."/>
  • Stel op de telefoonwebpagina de parameter Noodnummer in op de cijfers die overeenkomen met de nooddienstnummers van de klant.

Geldige waarden: maximale lengte is 63 tekens

Standaard: leeg (geen noodnummer)

Sectie: Configuratie E911-geolocatie

Bedrijfs-UUID

De Universally Unique Identifier (UUID) die aan de klant is toegewezen door de provider van noodoproepservices.

Bijvoorbeeld:

07072db6-2dd5-4aa1-b2ff-6d588822dd46

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    < Company_UUID_1_ UA = "n.v.t."/>
  • Voer op de webpagina van telefoon een geldige id in die is toegewezen door de provider van het gespreksservices.

Geldige waarden: maximale id-lengte is 128 tekens.

Standaard: leeg

URL van de primaire aanvraag

Aanvraag voor gecodeerde HTTPS-telefoonlocatie. De aanvraag maakt gebruik van de IP-adressen, het MAC-adres, de netwerktoegangs-id (NAI) en de chassis-id en poort-id van de telefoon die zijn toegewezen door de fabrikant van de switch. De aanvraag bevat ook de naam van de locatieserver en de klant-id.

De server die wordt gebruikt door de provider van de noodoproepservices antwoordt met een Emergency Response Location (ERL) waarin de Uniform Resource Identifier (URI) van de locatie is gekoppeld aan het IP-adres van de telefoon van de gebruiker.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    < Primary_Request_URL_1_ UA = "n.v.t."/>
  • Voer op de telefoonwebpagina een aanvraag voor een gecodeerde HTTPS-telefoonlocatie in.

    Bijvoorbeeld:

    https://prod.blueearth.com/e911Locate/held/held_request.action

Standaard: leeg

URL van de secundaire aanvraag

Gecodeerde HTTPS-aanvraag wordt verzonden naar de back-upserver van de provider van de noodoproepservices om de locatie van de telefoon van de gebruiker op te halen.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    < Secondary_Request_URL_1_ UA = "n.v.t."/>
  • Op de webpagina van de telefoon voert u het versleuteld voor de back-upserver in die locatiegegevens kan retourneren.

    Bijvoorbeeld:

    https://prod2.blueearth.com/e911Locate/held/held_request.action

Standaard: leeg

LED-indicatie inschakelen voor gemiste oproepen

Standaard wordt het top 360-lampje uitgeschakeld voor gemiste oproepen. U kunt de INDICATIE van de LED inschakelen als u de waarschuwing voor de gemiste oproep explicieter wilt ontvangen. De gemiste oproep staat meestal op het telefoonscherm.

Dit onderwerp is alleen beschikbaar voor Cisco Bureautelefoon 9800 Series.

1

Open de webpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Gebruiker.

De gebruiker kan Aanmelding gebruiker> Voice-gebruiker selecteren.
3

Stel in het gedeelte Aanvullende services de parameter Led-waarschuwing voor gemiste oproepen in op Ingeschakeld.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Missed_Call_Led_Alert ua="op naar >Enabled</Missed_Call_Led_Alert>

Opties: Ingeschakeld en Uitgeschakeld

Standaard: Uitgeschakeld

4

Klik op Submit All Changes.

Niet storen

Hiermee schakelt u de functie Niet storen (NST) in.

Wanneer u de functie NST op de telefoon inschakelt, kunnen de gebruikers NST in-en uitschakelen met de toets Niet storen op het telefoonscherm. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, wordt de NST-toets niet weergegeven op het telefoonscherm.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

Stel in het gebied Aanvullende services de optie NST-service in op Ja om NST in te schakelen voor de telefoon.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<DND_Serv ua="rw">Yes</DND_Serv>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

4

Klik op Submit All Changes.

Niet storen (NST) in- en uitschakelen voor lijnen

Op de webpagina voor telefoonbeheer kunt u de functie niet storen (NST) in-of uitschakelen op de telefoon.

Uw instelling is alleen van toepassing op de lijnen waarvoor functietoetssynchronisatie (FKS) en de XSI-service voor NST zijn uitgeschakeld. Als de gebruiker de NST-status op de telefoon wijzigt, wordt de wijziging gesynchroniseerd met de webpagina. Voor de lijnen waarvoor FKS of XSI ingeschakeld, worden de wijzigingen niet gesynchroniseerd tussen de telefoon en de webpagina.

Voordat u begint

  • Zorg ervoor dat de functie NST is ingeschakeld op het tabblad Spraak > Telefoon.

  • Zorg ervoor dat u FKS en de XSI-service voor NST uitschakelt op de lijnen waarop u de NST-instelling wilt toepassen.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Gebruiker.

3

Stel in het gebied Aanvullende services de optie NST-instelling in op Ja of Nee om NST in of uit te schakelen.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<DND_Setting ua="rw">Yes</DND_Setting>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

4

Klik op Submit All Changes.

Gesprek doorschakelen

Op de webpagina voor telefoonbeheer kunt u de functie voor het doorschakelen van gesprekken inschakelen voor een telefoon op het tabblad Spraak > Telefoon en doorschakelen in-en uitschakelen voor alle lijnen op het tabblad Spraak > Gebruiker.

Wanneer u de functie voor het doorschakelen van gesprekken inschakelt, kunnen de gebruikers de functie in-en uitschakelen en de doelnummers voor elke lijn opgeven.

De functie voor het doorschakelen van gesprekken inschakelen

Schakel de functie voor het doorschakelen van gesprekken in op de telefoon zodat de gebruiker de inkomende gesprekken op hun lijnen naar een ander toestel kan doorsturen. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, zien de gebruikers de opties voor het doorschakelen van gesprekken niet op hun lijnen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunt u ook de functie voor het doorschakelen van gesprekken configureren voor uw gebruikers op het tabblad Spraak > Gebruiker.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Als u elke parameter wilt configureren, raadpleegt u de syntaxis van de reeks in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorschakelfunctie van een telefoon.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

Configureer onder Aanvullende services de parameters zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorschakelfunctie.

4

Klik op Submit All Changes.

Parameters voor het inschakelen van de doorschakelfunctie

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van parameters voor het doorschakelen van gesprekken in de sectie Aanvullende services op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 4. Parameters voor het inschakelen van de doorschakelfunctie

Parameter

Beschrijving

Service doorschakelen alle gesprekken

Schakelt alle gesprekken door.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_All_Serv ua="na">Ja</Cfwd_All_Serv>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om alle gesprekken door te schakelen. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Serv. gespr.doorsch. bij bezet

Hiermee worden gesprekken alleen doorgeschakeld als de lijn bezet is.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_Busy_Serv ua="na">Ja</Cfwd_Busy_Serv>
  • Op de telefoonwebpagina selecteert u Ja om gesprekken door te schakelen wanneer de lijn bezet is. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Serv. gespr.doorsch. bij geen gehoor

Hiermee worden gesprekken alleen doorgeschakeld als de lijn niet wordt beantwoord.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_No_Ans_Serv ua="na">Ja</Cfwd_No_Ans_Serv>
  • Op de telefoonwebpagina selecteert u Ja om gesprekken door te schakelen als de lijn niet wordt beantwoord. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Gesprekken doorschakelen in-en uitschakelen voor lijnen

Gebruik de instellingen voor doorschakelen op het tabblad Gebruiker om de bestemming voor het doorschakelen van gesprekken op te geven en doorschakelen in of uit te schakelen voor de lijnen. De instellingen zijn alleen van toepassing op lijnen waarvoor functietoetssynchronisatie (FKS) en XSI-synchronisatie zijn uitgeschakeld.

Uw instelling is alleen van toepassing op de lijnen waarvoor functietoetssynchronisatie (FKS) en de XSI-service voor het doorschakelen van gesprekken zijn uitgeschakeld. Als de gebruiker de NST-status op de telefoon wijzigt, wordt de wijziging gesynchroniseerd met de webpagina. Voor de lijnen waarvoor FKS of XSI ingeschakeld, worden de wijzigingen niet gesynchroniseerd tussen de telefoon en de webpagina.

Voordat u begint

  • Zorg ervoor dat de instelling voor het doorschakelen van gesprekken is geactiveerd op het tabblad Spraak > Telefoon.

  • Zorg ervoor dat u FKS en de XSI-service uitschakelt voor de lijnen waarop u de instelling voor het doorschakelen van gesprekken wilt toepassen.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Gebruiker.

3

In het gedeelte Gesprek doorschakelen configureert u de parameters zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Gebruikers.

4

Klik op Submit All Changes.

Parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Gebruikers

Parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Gebruiker

In de volgende tabel worden de functie en het gebruik van de parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Spraak > Gebruiker op de webpagina van de telefoon gedefinieerd. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

De parameters in de volgende tabel worden alleen van kracht als FKS en XSI zijn uitgeschakeld.

Tabel 5. Parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Gebruiker

Parameter

Beschrijving

Cfwd All

Schakelt alle gesprekken door. De instelling van deze parameter heeft voorrang boven Cfwd Busy en Cfwd No Answer.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_All ua="rw">No</Cfwd_All>
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om alle gesprekken door te schakelen. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Cfwd All Dest

Hiermee geeft u de bestemming op waarnaar alle gesprekken worden doorgeschakeld. De bestemming kan een alfanumerieke invoer, een telefoonnummer of een SIP-URI zijn.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_All_Dest ua="rw">DestinationNumber</Cfwd_All_Dest>
  • Voer op de webpagina van de telefoon het bestemmingsnummer in het veld in.

Wanneer u Ja selecteert bij Cfwd All, zorg er dan voor dat u de parameter configureert.

Standaard: leeg

Cfwd Busy

Hiermee worden gesprekken alleen doorgeschakeld als de lijn bezet is.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_Busy ua="rw">No</Cfwd_Busy>
  • Op de telefoonwebpagina selecteert u Ja om gesprekken door te schakelen wanneer de lijn bezet is. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Cfwd Busy Dest

Specificeert de bestemming waarnaar oproepen worden doorgeschakeld als de lijn bezet is. De bestemming kan een alfanumerieke invoer, een telefoonnummer of een SIP-URI zijn.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_Busy_Dest ua="rw">DestinationNumber</Cfwd_Busy_Dest>
  • Voer op de webpagina van de telefoon het bestemmingsnummer in het veld in.

Als u Ja selecteert bij Cfwd Busy, zorg er dan voor dat u de parameter configureert.

Standaard: leeg

Doorst bij geen gehoor

Hiermee stuurt u het binnenkomende gesprek alleen door als het gesprek niet wordt™beantwoord.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_No_Answer ua="rw">No</Cfwd_No_Answer>
  • Op de telefoonwebpagina selecteert u Ja om de inkomende gesprekken door te schakelen als de oproep niet wordt beantwoord. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Nee

Cfwd No Ans Dest

Geeft het telefoonnummer van de bestemming aan waarnaar het inkomende gesprek wordt doorgeschakeld als het gesprek niet wordt™beantwoord. De bestemming kan een alfanumerieke invoer, een telefoonnummer of een SIP-URI zijn.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_No_Answer_Dest ua="des">Destination_Number</Cfwd_No_Answer_Dest>
  • Voer op de webpagina van de telefoon het bestemmingsnummer in het veld in.

Als u Ja selecteert voor Cfwd No Answer, zorg er dan voor dat u de parameter configureert.

Standaard: leeg

Cfwd No Ans Delay

Wijst een reactievertragingstijd (in seconden) toe voor het geen antwoord-scenario.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Cfwd_No_Answer_Delay ua="desinteres">DelayTime</Cfwd_No_Answer_Delay>
  • Voer op de webpagina van de telefoon de vertragingstijd in het veld in.

Standaard: 20

Gesprek doorverbinden

Doorverbinden van gesprekken inschakelen

U kunt services voor het begeleid doorverbinden van gesprekken en onaangekondigd doorverbinden van gesprekken inschakelen voor uw gebruiker.

U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorverbindingsfunctie voor meer informatie over het configureren van de parameters.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

Configureer onder Aanvullende services de parameters zoals gedefinieerd in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorverbindingsfunctie.

4

Klik op Submit All Changes.

Parameters voor het inschakelen van de doorverbindingsfunctie

De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van parameters voor het doorverbinden van gesprekken in de sectie Aanvullende services op het tabblad Spraak > Telefoon in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.

Tabel 6. Parameters voor het inschakelen van de doorverbindingsfunctie

Parameter

Beschrijving

Begeleide doorverbindingsservice

Begeleide service voor gesprekken doorverbinden. De gebruiker beantwoordt het gesprek alvorens het door te verbinden.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    < Attn_Transfer_Serv UA = "nb" > Yes </Attn_Transfer_Serv >
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om de doorverbindingsservice in te schakelen. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Onaangek. doorverbindingsservice

Onaangekondigde doorverbindingsservice voor gesprekken. De gebruiker verbindt het gesprek door zonder met de beller te spreken.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    < Blind_Transfer_Serv UA = "nb" > Yes </Blind_Transfer_Serv >
  • Selecteer Ja op de telefoonwebpagina om de doorverbindingsservice in te schakelen. Selecteer Nee om de optie uit te schakelen.

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

Webex-contactpersonen en -gesprekslogboeken

Webex-gesprekslogboeken op een lijn weergeven

U kunt een telefoon activeren voor ondersteuning van Webex-gesprekslogboeken. Wanneer u deze functie activeert, bevat het menu Recente weergeven van op het scherm Recente de optie Webex in de lijst. De gebruiker kan dan de optie Webex instellen om de lijst met recente Webex-gesprekken weer te geven.

Voordat u begint

De telefoon is geregistreerd voor de Webex-cloud. Zie Webex voor Cisco BroadWorks oplossingshandleiding voor meer informatie over het verbinden van de telefoon met Webex Cloud.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

In het gedeelte Logboek Gesprek kiest u de lijn in de lijst Gesprekslogboek voor gekoppelde lijn en stelt u Recente weergeven van in op Webex.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<CallLog_Associated_Line ua="na">1</CallLog_Associated_Line>
<Display_Recents_From ua=">Webex</Display_Recents_From> 

Standaardwaarde voor Recente weergeven van : telefoon

4

Klik op Submit All Changes.

Webex-contactpersonen op de telefoon weergeven

Wanneer u een telefoon hebt verbonden met de Webex-cloud, kunt u op de telefoon Webex-contactpersonen ondersteunen activeren. Wanneer u deze functie op de telefoon activeert, kan de gebruiker het Webex-adresboek onder het adresboek van de telefoon zien.

Voordat u begint

De telefoon is geregistreerd voor de Cisco Webex-cloud. Zie de Webex voor Cisco BroadWorks-oplossingshandleiding voor meer informatie over het verbinden van de telefoon met Webex Cloud.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

Stel in de sectie Webex de optie Adresboek activeren in op Ja.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Webex_Directory_Enable ua=">Jj</Webex_Directory_Enable> 

Standaardwaarde: Nee

4

Voer de naam van het Webex-adresboek in het veld Naam adresboek in.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Webex_Directory_Name ua="nâ€>wcdir</Webex_Directory_Name> 

Standaardwaarde: leeg

De naam die u invoert (bijvoorbeeld wcdir), wordt weergegeven als de naam van het Webex-adresboek op de telefoon onder de telefoonlijst. U kunt deze naam wijzigen op de webpagina voor telefoonbeheer of vanuit de configuratietekenreeks in het XML-bestand. Wanneer het veld Naam adresboek leeg is, wordt de naam van het Webexbadresboek op de telefoon standaard weergegeven als Webex-adresboek.

5

Klik op Submit All Changes.

Activeringscodes verticale service

Activeringscodes verticale service toewijzen

Uw telefoongebruikers herkennen Codes voor verticale service-activering als functietoegangscodes (FACs) of stercodes. Wanneer de gebruikers zijn geconfigureerd, kunnen ze de codes op hun lijnen bellen om de corresponderende services te activeren en te deactiveren.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Regionaal.

3

Wijs in het gedeelte Activeringscodes verticale service de codes toe aan services zoals wordt beschreven in de volgende tabel met Activeringscodes verticale service.

Activeringscodes verticale service

Tabel 7. Activeringscodes verticale service

Parameter

Beschrijving

Call Return Code (Terugbelcode)

Met deze code wordt de laatste beller gebeld.

Wordt standaard ingesteld op *69.

Blind Transfer Code (Code onaangekondigd doorverbinden)

Verbindt het huidige gesprek onaangekondigd door naar het opgegeven toestel na de activeringscode.

De standaardwaarde is *95.

Cfwd All Act Code (Activeringscode alles doorschakelen)

Schakelt alle gesprekken door naar het opgegeven toestel na de activeringscode.

Wordt standaard ingesteld op *72.

Cfwd All Deact Code (Deactiveringscode alles doorschakelen)

Hiermee annuleert u het doorschakelen van alle gesprekken.

Wordt standaard ingesteld op *73.

Cfwd Busy Act Code (Activeringscode doorschakelen bij bezet)

Schakelt gesprekken bij bezet door naar het opgegeven toestel na de activeringscode.

Wordt standaard ingesteld op *90.

Cfwd Busy Deact Code (Deactiveringscode doorschakelen bij bezet)

Hiermee annuleert u het doorschakelen van gesprekken bij bezet.

Wordt standaard ingesteld op *91.

Cfwd No Ans Act Code (Activeringscode gespr.doorsch. bij geen gehoor)

Schakelt gesprekken bij geen gehoor door naar het opgegeven toestel na de activeringscode.

Wordt standaard ingesteld op *92.

Cfwd No Ans Deact Code (Deactiveringscode gespr.doorsch. bij geen gehoor)

Hiermee annuleert u het doorschakelen van gesprekken bij geen gehoor.

Wordt standaard ingesteld op *93.

CW Act Code (Activeringscode CW)

Schakelt wachtend gesprek in voor alle gesprekken.

Wordt standaard ingesteld op *56.

CW Deact Code (Deactiveringscode CW)

Schakelt wachtend gesprek uit voor alle gesprekken.

Wordt standaard ingesteld op *57.

CW Per Call Act Code (Activeringscode CW per gesprek)

Schakelt wachtend gesprek in voor het volgende gesprek.

Wordt standaard ingesteld op *71.

CW Per Call Deact Code (Deactiveringscode CW per gesprek)

Schakelt wachtend gesprek uit voor het volgende gesprek.

Wordt standaard ingesteld op *70.

Block CID Act Code (Activeringscode voor blokkeren beller-id's)

Hiermee wordt de beller-id in alle uitgaande gesprekken geblokkeerd.

Wordt standaard ingesteld op *61.

Block CID Deact Code (Deactiveringscode voor blokkeren beller-id's)

Hiermee wordt de blokkering van de beller-id in alle uitgaande gesprekken verwijderd.

Wordt standaard ingesteld op *62.

Block CID Per Call Act Code (Activeringscode blokkeren beller-id per gesprek)

Hiermee wordt de blokkering van de beller-id in het volgende inkomende gesprek verwijderd.

Wordt standaard ingesteld op *81.

Block CID Per Call Deact Code (Deactiveringscode blokkeren beller-id per gesprek)

Hiermee wordt de blokkering van de beller-id in het volgende inkomende gesprek verwijderd.

Wordt standaard ingesteld op *82.

Block ANC Act Code (Activeringscode voor blokkeren anonieme gesprekken)

Hiermee worden alle anonieme gesprekken geblokkeerd.

Wordt standaard ingesteld op *77.

Block ANC Deact Code (Deactiveringscode voor blokkeren anonieme gesprekken)

Hiermee wordt de blokkering van alle anonieme gesprekken verwijderd.

Wordt standaard ingesteld op *87.

DND Act Code (Activeringscode NST)

Hiermee schakelt u de functie niet storen in.

Wordt standaard ingesteld op *78.

DND Deact Code (Deactiveringscode NST)

Hiermee schakelt u de functie niet storen uit.

Wordt standaard ingesteld op *79.

Secure All Call Act Code (Activeringscode Alle gesprekken beveiligen)

Maakt alle uitgaande gesprekken veilig.

Wordt standaard ingesteld op *16.

Secure No Call Act Code (Activeringscode Geen gesprekken beveiligen)

Maakt alle uitgaande gesprekken niet-veilig.

Wordt standaard ingesteld op *17.

Secure One Call Act Code (Activeringscode Eén gesprek beveiligen)@@

Voer een beveiligd gesprek.

Standaard: *18

Secure One Call Deact Code (Deactiveringscode Eén gesprek beveiligen)

Hiermee schakelt u de functie voor beveiligde gesprekken uit.

Standaard: *19

Code parkeerfunctie

De stercode die wordt gebruikt voor het parkeren van het huidige gesprek.

Wordt standaard ingesteld op *68.

Code Gesprek opnemen

De startcode die wordt gebruikt voor het opnemen van een inkomend gesprek.

Wordt standaard ingesteld op *97.

Code parkeerfunctie opheffen

De stercode die wordt gebruikt voor het opnemen van een gesprek vanuit gesprek parkeren.

Wordt standaard ingesteld op *88.

Code Groepsgesprek opnemen

De stercode die wordt gebruikt voor het opnemen van een groepsgesprek.

Wordt standaard ingesteld op *98.

Codes verwijzingsservices

Deze codes laten de IP-telefoon weten wat moet worden uitgevoerd als de gebruiker het huidige gesprek in de wacht zet en luistert naar de tweede kiestoon.

Een of meer stercodes kunnen in deze parameter worden geconfigureerd, zoals *98 of *97|*98|*123, enzovoort. De totale lengte is maximaal 79 tekens. Deze parameter is van toepassing wanneer de gebruiker het huidige gesprek in de wachtstand zet (via Hook Flash) en tweede kiestoon luistert. Elke stercode (en het volgende geldige doelnummer volgens de huidige nummerplan) dat na de tweede kiestoon wordt ingevoerd, activeert de telefoon voor het uitvoeren van onaangekondigd doorverbinden met een doelnummer dat wordt voorafgegaan door de stercode voor de service.

Nadat de gebruiker bijvoorbeeld *98 heeft gebeld, speelt de IP-telefoon een speciale kiestoon af (Prompt Tone (Instructietoon)) terwijl wordt gewacht tot de gebruiker een doelnummer opgeeft (dat volgens het nummerplan als normaal is ingeschakeld). Wanneer u een volledig nummer opgeeft, wordt het gesprek onaangekondigd doorgeschakeld naar de houdende partij als het doel voor doorverbinden gelijk is aan * 98<doelnummer>. Zo kan de telefoon een gesprek verzenden aan een toepassingsserver voor verdere verwerking, zoals gesprek parkeren.

De stercodes mogen niet conflicteren met andere verticale servicecodes die intern worden verwerkt door de IP-telefoon. U kunt ook de bijbehorende stercode leegmaken als u niet wilt dat de telefoon deze verwerkt.

Functie codes kiesservices

Deze codes geven aan wat de telefoon moet doen als de gebruiker luistert naar de eerste of tweede kiestoon.

Een of meer stercodes kunnen in deze parameter worden geconfigureerd, zoals *72, of *72|*74|*67|*82, enzovoort. De totale lengte is maximaal 79 tekens. Deze parameter is van toepassing wanneer de gebruiker een kiestoon hoort (eerste of tweede kiestoon. Voer een stercode in (en het volgende doelnummer volgens de huidige nummerplan). Bij invoer na de kiestoon activeert u de telefoon om te bellen met het doelnummer dat wordt voorafgegaan door de stercode. Als een gebruiker bijvoorbeeld *72 belt, speelt de telefoon een instructietoon af waarna de gebruiker een geldig doelnummer moet invoeren. Wanneer het volledige nummer is ingevoerd, verzendt de telefoon een uitnodiging naar *72<doelnummer> als in een normaal gesprek. Met deze functie kan de proxy functies verwerken als gesprek doorschakelen (*72) of beller-id blokkeren (*67).

De stercodes mogen niet conflicteren met andere verticale servicecodes die intern worden verwerkt door de telefoon. U kunt ook de bijbehorende stercode leegmaken als u niet wilt dat de telefoon deze verwerkt.

U kunt een parameter aan elke *-code in de codes voor functiekiesservices toevoegen om aan te geven welke toon moet worden afgespeeld nadat de code is ingevoerd, zoals *72†̃c†̃|*67†̃p†̃. Hieronder vindt u een lijst met toegestane toonparameters (let op het gebruik van aanhalingstekens rond de parameter zonder spaties)

• c = Doorkiestoon

• d = Kiestoon

• m = MWI Kiestoon

• o = Uitbeltoon

• p = Kiestoon

• s = Tweede kiestoon

• x = Er worden geen tonen weergegeven, x is een cijfer dat hierboven niet is gebruikt

Als er geen kiestoonparameter wordt opgegeven, speelt de telefoon standaard de instructietoon af.

Als de stercode (*) niet wordt gevolgd door een telefoonnummer, zoals *73 om doorschakelen te annuleren, neemt u deze niet op in deze parameter. In dat geval voegt u die stercode toe in het nummerplan en stuurt de telefoon een INVITE *73@..... zoals gewoonlijk wanneer de gebruiker *73 belt.

Gebruikers in staat stellen meerdere personen aan een gesprek toe te voegen

U kunt inschakelen dat uw gebruiker met meerdere personen kan praten in één gesprek. Wanneer u deze functie inschakelt, kan de gebruiker meerdere personen bellen en aan het gesprek toevoegen.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

Kies onder Aanvullende services Ja in de vervolgkeuzelijst Conferentieservice.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Conference_Serv ua="na">Jj</Conference_Serv>

Opties: Ja en Nee

Standaard: Ja

4

Klik op Submit All Changes.

Helpdesk configureren met webpagina telefoon

Schakel de helpdeskfunctie in voor uw telefoons zodat gebruikers snel een snel nummer kunnen kiezen met de knop Favoriet.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Telefoon.

3

Kies in het gedeelte Help desk Ja bij de parameter Help-desk inschakelen .

4

(Optioneel) Stel de naam van de parameter aangepast menu in om de weergavenaam voor de helpdesk op het telefoonscherm aan te passen. Als het veld leeg is, is de weergavenaam 'Help desk'.

5

Geef het snelle nummer en de relevante naam op in het <n> en naam <n> despectief, waarbij <n> het volgnummer van het nummer vertegenwoordigt. Het maximumaantal snelle nummers is 10.

Als de naam leeg is en alleen het snelle nummer is geconfigureerd, wordt het snelnummer herhaaldelijk weergegeven als de naam.
U kunt de parameters in het telefoonconfiguratiebestand ook configureren met de XML(cfg.xml)-code:
Helpdesk van <!-- --> <Help_Desk_Enable ua="na">Yes</Help_Desk_Enable> <Custom_Menu_Name ua="na">Help Desk</Custom_Menu_Name> <Quick_Number_0_Number ua="na">"<Help DeskNaam 0</Quick_Number_0_Number> <Quick_Number_0_Name ua="na">13112</Quick_Number_0_Name> <Quick_Number_1_Number ua="na">Naam 1</Quick_Number_ 1_Number> <Quick_Number_1_Name ua="na">13117</Quick_Number_1_Name> <Quick_Number_2_Number ua="na"></Quick_Number_2_Number> <Quick_Number_2_Name ua="na"></Quick_Number_2_Name> <Quick_Number_3_Number ua="na"></Quick_Number_3_Number> <Quick_Number_3_Name ua"na">< Quick_Number_3_Name> < Quick_Number_4_Number ua="na"></Quick_Number_4_Number> <Quick_Number_4_Name ua="na"></Quick_Number_4_Name> <Quick_Number_5_Number ua="na"></Quick_Number_5_Number> <Quick_Number_5_Name ua="na"></Quick_Number_5_Name> <Quick_Number_6_Number ua="na"></Quick_Number_6_Number> <Quick_Number_6_Name ua=" na"></Quick_Number_6_Name> <Quick_Number_7_Number ua="na"></Quick_Number_7_Number> <Quick_Number_7_Name ua="na"></Quick_Number_7_Name> <Quick_Number_8_Number ua="na"></Quick_Number_8_Number> <Quick_Number_8_Name ua="na"></Quick_Number_8_Name> <Quick_Number_9_Number ua"na"></Quick_Number_ 9_Number> <Quick_Number_9_Name ua="na"></Quick_Number_9_Name>
6

Klik op Submit All Changes.

Het aantal oproepen per lijn configureren

Elke lijn kan meerdere gesprekken ondersteunen. De telefoon ondersteunt standaard twee actieve gesprekken per lijn en maximaal tien actieve gesprekken per lijn. Er kan slechts één gesprek op een bepaald moment worden verbonden. Andere gesprekken worden automatisch in de wacht geplaatst.

Telefoons die meerdere gespreksweergaven op een lijn ondersteunen, kunnen zo worden geconfigureerd dat het aantal gesprekken op de lijn kan worden opgegeven.

Voordat u begint

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

1

Selecteer Spraak > Telefoon.

2

Geef in de sectie Miscellaneous Line Key Settings (Diverse instellingen voor lijntoetsen) bij de parameter Call Appearances Per Line (Gespreksweergaven per lijn) het aantal toegestane gesprekken per lijn op.

U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:

<Call_Appearances_Per_Line ua="na">2</Call_Appearances_Per_Line>

De toegestane waarden lopen uiteen van 2 tot 10. De standaardwaarde is 2.

3

Klik op Submit All Changes.

Alfanumerieke nummers configureren

U kunt een telefoon configureren zodat de gebruiker van de telefoon een gesprek plaatst met alfanumerieke tekens in plaats van alleen cijfers. Op de webpagina van de telefoon configureert u alfanumeriek kiezen met snelkiezen, BLF en gesprek opnemen.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Ext(n), waarbij n een toestelnummer is.

U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:

<Enable_URI_Dialing_1_ ua="na">Jj</Enable_URI_Dialing_1_>
3

Selecteer Spraak > telefoon, kunt u een tekenreeks op een lijntoets in deze indeling toevoegen om snelkiesnummers met alfanumerieke kiesmogelijkheden in te schakelen:

fnc=sd;ext=xxxx.yyyy@$PROXY;nme=yyyy,xxxx

Bijvoorbeeld:

fnc=sd;ext=first.last@$PROXY;nme=Last,First

In het bovenstaande voorbeeld kan de gebruiker 'first.last' kiezen om een oproep te starten.

De ondersteunde tekens voor alfanumeriek kiezen zijn: a-z, A-Z, 0-9, -, _, . en +.

De telefoon ondersteunt ook plus bellen waarbij u E.164 nummers kiest die vooraf gaan door een plusteken (+). Als de gebruiker het plusteken wil kiezen, moet hij/zij de stertoets (*) voor ten minste 1 seconde ingedrukt houden. Dit is van toepassing op het kiezen van het eerste cijfer voor een gesprek waarbij de hoorn op de haak ligt (inclusief bewerkingsmodus) of een gesprek waarbij de hoorn van de haak ligt.

Kiesplan

Met nummerplannen wordt bepaald hoe cijfers worden geïnterpreteerd en verzonden. Ook wordt met nummerplannen bepaald of het gekozen nummer wordt geaccepteerd of geweigerd. U kunt een nummerplan gebruiken om het kiezen te vergemakkelijken of om bepaalde typen gesprekken te blokkeren, zoals long-distance gesprekken of internationale gesprekken.

Gebruik de webgebruikersinterface voor de telefoon om nummerplannen op de IP-telefoon te configureren.

Dit gedeelte bevat informatie die u moet begrijpen over nummerplannen, en procedures om uw eigen nummerplannen te configureren.

Cisco IP-telefoon heeft verschillende niveaus van nummerplannen en verwerkt de cijferreeks.

Wanneer een gebruiker op de luidsprekerknop drukt op de telefoon, begint de volgende reeks met gebeurtenissen:

  1. De telefoon begint met het verzamelen van de gekozen cijfers. De timer tussen cijfers begint de tijd bij te houden die verstrijkt tussen cijfers.

  2. Als de timerwaarde tussen cijfers wordt bereikt, of als een andere afsluitende gebeurtenis plaatsvindt, vergelijkt de telefoon de gekozen cijfers met het nummerplan van de IP-telefoon. Dit nummerplan wordt geconfigureerd in de webgebruikersinterface voor de telefoon in Spraak > Toestel (n) onder de sectie Nummerplan.

Cijferreeksen

Een nummerplan bevat een aantal cijferreeksen, gescheiden door het teken |. De gehele verzameling reeksen wordt tussen haakjes geplaatst. Elke cijferreeks in het nummerplan bestaat uit een aantal elementen die afzonderlijk worden gematcht met de toetsen waarop de gebruiker drukt.

Witruimte wordt genegeerd, maar kan worden gebruikt voor leesbaarheid.

Cijferreeks

Functie

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 * #

Tekens waarmee een toets wordt vertegenwoordigd waarop de gebruiker moet drukken op het toetsenblok van de telefoon.

x

Een willekeurig teken op het toetsenblok van de telefoon.

[reeks]

Met tekens tussen vierkante haken wordt een lijst gemaakt met geaccepteerde toetsen waarop kan worden gedrukt. De gebruiker kan op al de toetsen in de lijst drukken.

Met een numeriek bereik, bijvoorbeeld [2-9] kan een gebruiker op elk cijfer van 2 tot en met 9 drukken.

Een numeriek bereik kan andere tekens bevatten. Met bijvoorbeeld [35-8*] kan een gebruiker drukken op 3, 5, 6, 7, 8 of *.

. †tm(periode)

Met een punt wordt herhaling van elementen aangegeven. Het nummerplan accepteert 0 of meer vermeldingen van het cijfer. Bijvoorbeeld 01. Hiermee kunnen gebruikers 0, 01, 01, 011, 0111 enzovoort invoeren.

<gekozen:vervangen>

Wanneer de gebruiker op 8 drukt, gevolgd door een nummer van zeven cijfers, wordt de gekozen 8 automatisch vervangen door de reeks 1650. Als de gebruiker 85550112 kiest, wordt 16505550112 verzonden.

Als de gekozen parameter leeg is en er een waarde aanwezig is, worden er geen cijfers vervangen en wordt de vervangen waarde altijd voorafgegaan door de overgebrachte tekenreeks. Bijvoorbeeld:

<:1>xxxxxxxx

Wanneer de gebruiker 9725550112 kiest , wordt nummer 1 aan het begin van de reeks toegevoegd. Het systeem verzendt19725550112 .

, †tm(komma)

9, 1xxxxxxxxxx 

De kiestoon van een buitenlijn wordt afgespeeld nadat de gebruiker heeft gedrukt op 9. De toon wordt afgespeeld totdat de gebruiker drukt op 1.

! †uitroepteken)

1900xxxxxxx!

Alle reeksen met 11 cijfers die beginnen met 1900, worden geweigerd.

*xx

Hiermee kan een gebruiker een stercode van 2 cijfers invoeren.

S0 of L0

Voer voor Interdigit Timer Master Override (Timer tussen cijfers opheffen) S0 in om de korte timer tussen cijfers te verlagen tot 0 seconden of voer L0 in om de lange timer tussen cijfers te verlagen tot 0 seconden.

P

Als u wilt pauzeren, voert u P in, het aantal seconden om te pauzeren en een spatie. Deze functie wordt meestal gebruikt voor implementatie van een directe lijn en normale lijn, met een vertraging van 0 voor de directe lijn en een vertraging van niet-nul voor een normale lijn. Bijvoorbeeld:

P5

Een pauze van 5 seconden wordt geïntroduceerd.

Voorbeelden:

In de volgende voorbeelden worden cijferreeksen weergegeven die u in een nummerplan kunt invoeren. In een volledige vermelding van het kiesplan worden reeksen gescheiden door een pijpteken (|). De hele reeksen worden tussen haakjes geplaatst.

[1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) | [*#]xx[*#] | #xx+xxxxxxxxx*xxxxxxxxxx
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) | [*#]xx[*#] | #xx+xxxxxxxxx*xxxxxxxxxx
  • Toestellen in uw systeem:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 )

[1-8]xx
Hiermee kan een gebruiker een nummer kiezen dat begint met de cijfers 1 tot en met 8. Als uw systeem werkt met toestelnummers met vier cijfers, geeft u de volgende reeks op:
[1-8]xxx

  • Lokaal bellen met een nummer van zeven cijfers:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]111)

9, xxxxxxx Nadat een gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer van zeven cijfers invoeren, net als in een lokaal gesprek.

  • Lokaal bellen met een netnummer van 3 cijfers en een lokaal nummer van 7 cijfers:
[1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx

Dit voorbeeld is handig als een lokaal netnummer vereist is. Nadat een gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker moet een nummer van tien cijfers invoeren dat begint met een cijfer 2 tot en met 9. Het voorvoegsel wordt automatisch door het systeem ingevoegd voordat het nummer naar de provider wordt verzonden.

  • Lokaal bellen met een automatisch ingevoegd netnummer van 3 cijfers:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 8, <:1212>xxxxxxx

Dit voorbeeld is handig wanneer een lokaal netnummer vereist is door de telefoonmaatschappij, maar de meeste gesprekken naar één netnummer gaan. Nadat de gebruiker op 8 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer van zeven cijfers invoeren. Het voorvoegsel 1 en het netnummer 212 wordt automatisch ingevoegd voordat het nummer naar de netwerkprovider wordt verzonden.

  • Long-distance bellen in VS:
[1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, 1 [2-9] xxxxxxx

Nadat de gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer van 11 cijfers invoeren, dat begint met 1 en wordt gevolgd door een cijfer van 2 tot en met 9.

  • Geblokkeerd nummer:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, 1 900 xxxxxxx !

Deze cijferreeks is handig als u wilt voorkomen dat gebruikers nummers kiezen met hoge tarieven of ongeschikte inhoud, zoals 1900-nummers in de Verenigde Staten. Nadat de gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. Als de gebruiker een nummer van 11 cijfers invoert, dat begint met de cijfers 1900, wordt het gesprek geweigerd.

  • Internationaal bellen in VS:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, 011xxxx

Nadat de gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer invoeren dat begint met 011, zoals in een internationaal gesprek vanuit de VS.

  • Informatieve nummers:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 0 | [49]11

Dit voorbeeld bevat twee-cijferige reeksen, gescheiden door het pijpteken. Met de eerste reeks kan een gebruiker 0 bellen voor een operator. Met de tweede reeks kan de gebruiker 411 invoeren voor plaatselijke informatie of 911 voor de hulpdiensten.

  • Activeringscodes service:
[*#]xx[*#]

Hiermee kan de gebruiker # - en * -codes kiezen om functies te gebruiken.

  • Service-activeringscodes met extra parameters:

Hiermee kan de gebruiker een #-code kiezen, gevolgd door twee 10-cijferige nummers.

Acceptatie en verzending van de gekozen cijfers

Wanneer een gebruiker een reeks cijfers belt, wordt elke reeks in het nummerplan getest als een mogelijke match. De overeenkomende reeksen vormen een set kandidaatcijferreeksen. Wanneer de gebruiker meer cijfers invoert, wordt de set met kandidaten steeds kleiner totdat er slechts één of geen geldig is. Wanneer een afsluitende gebeurtenis plaatsvindt, accepteert de IP-PBX de door de gebruiker gebelde reeks en wordt een gesprek geïnitieerd of anders wordt de reeks als ongeldig geweigerd. De gebruiker hoort de herkiestoon (snelle bezettoon) als de gekozen reeks ongeldig is.

In de volgende tabel wordt uitgelegd hoe afsluitende gebeurtenissen worden verwerkt.

Afsluitende gebeurtenis

Verwerken...

Gekozen cijfers hebben met geen enkele reeks in het nummerplan een overeenkomst.

Het nummer wordt geweigerd.

Gekozen cijfers komen exact overeen met één reeks in het nummerplan.

Als de reeks in het nummerplan wordt toegestaan, wordt het nummer geaccepteerd en volgens het nummerplan verzonden.

Als de reeks met het nummerplan wordt geblokkeerd, wordt het nummer geweigerd.

Er treedt een time-out op.

Het nummer wordt geweigerd als de gekozen cijfers niet overeenkomen met een cijferreeks in het nummerplan binnen de tijd die met de van toepassing zijnde timer tussen cijfers is opgegeven.

De lange timer tussen cijfers is van toepassing wanneer de gekozen cijfers met geen enkele cijferreeks in het nummerplan overeenkomen.

Standaard: 10 seconden

De korte timer tussen cijfers is van toepassing wanneer de gekozen cijfers overeenkomen met een of meer kandidaatreeksen in het nummerplan. Standaard: 3 seconden

Een gebruiker drukt op de # -toets of de functietoets Kiezen op het IP telefoonscherm.

Als de reeks compleet is en door het nummerplan wordt toegestaan, wordt het nummer geaccepteerd en volgens het nummerplan verzonden.

Als de reeks incompleet is of door het nummerplan wordt geblokkeerd, wordt het nummer geweigerd.

Nummerplantimer (Timer hoorn van de haak)

U kunt de nummerplantimer beschouwen als de timer wanneer de hoorn van de haak is. Deze timer wordt gestart wanneer de telefoon van de haak gaat. Als er geen cijfers worden gekozen binnen het opgegeven aantal seconden, verloopt de timer en wordt een lege invoer geëvalueerd. Het gesprek wordt dan geweigerd, tenzij u een speciale nummerplanreeks hebt die een lege invoer toestaat.

De timer voor een nummer wordt gekozen, ongeacht de tijd van de standaardtimer voor het nummerplan en de kiestoon die is ingesteld in het veld Kiestoon op het tabblad Regionaal.

Syntaxis voor de nummerplantimer

(Ps<:n> | kiesplan)

s: het aantal seconden. De timer voordat een nummer wordt gekozen, is de kortste waarde van de standaardtimer voor het nummerplan en de timer voor de kiestoon die is ingesteld in het veld Dial Tone (Kiestoon). Met de timer ingesteld op 0 seconden, wordt het gesprek automatisch verzonden naar het opgegeven toestel wanneer de telefoon van de haak gaat.

n: (optioneel): het nummer dat automatisch moet worden verzonden wanneer de timer verloopt. U kunt een toestelnummer of een DID-nummer invoeren. Er zijn geen jokertekens toegestaan omdat het nummer wordt verzonden zoals weergegeven. Als u de nummervervanging, <:n>, weglaat, hoort de gebruiker een herkiestoon (snelle bezettoon) na het opgegeven aantal seconden.

Voorbeelden voor de nummerplantimer

De werkelijke timer voor een gekozen nummer is gelijk aan de waarde van de standaardtimer voor het kiesplan en de timer voor de kiestoon die is ingesteld in in het veld Kiestoon. In de volgende voorbeelden wordt aangenomen dat de timer voor de kiestoon langer is dan de timer voor het kiesplan.

Geef gebruikers meer tijd om het bellen te starten nadat een telefoon van de haak is genomen:

(P9 | (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxx | 9,8.011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)

P9 betekent dat een gebruiker 9 seconden heeft om met bellen te beginnen nadat de telefoon van de haak is genomen: Als niet binnen 9 seconden op cijfers wordt gedrukt, hoort de gebruiker een herkiestoon (snelle bezettoon). Door een langere tijd in te stellen, geeft u gebruikers meer tijd om cijfers in te voeren:

U maakt als volgt een directe lijn voor alle reeksen in het nummerplan van het systeem:

(P9<:23> | (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxx | 9,8.011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)

P9<:23> betekent dat een gebruiker 9 seconden heeft om met bellen te beginnen nadat de telefoon van de haak is genomen: Als binnen 9 seconden niet op cijfers wordt gedrukt, wordt het gesprek automatisch naar toestel 23 verzonden.

U maakt als volgt een directe lijn op een lijntoets voor een toestel:

 (P0 <:1000>) 

Met de timer ingesteld op 0 seconden, wordt het gesprek automatisch verzonden naar het opgegeven toestel wanneer de telefoon van de haak gaat. Voer deze reeks in het nummerplan van de telefoon in voor toestel 2 of hoger op een clienttelefoon.

Lange timer tussen cijfers (timer onvolledige invoer)

U kunt deze timer beschouwen als de timer voor onvolledige invoer. Met deze timer wordt het interval tussen gekozen cijfers gemeten. De timer is van toepassing zolang als de gekozen cijfers niet overeenkomen met cijferreeksen in het nummerplan. Tenzij de gebruiker een ander cijfer invoert binnen het opgegeven aantal seconden, wordt de invoer geëvalueerd als onvolledig en wordt het gesprek geweigerd. De standaardwaarde is 10 seconden.

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe een timer als onderdeel van een nummerplan wordt bewerkt. U kunt ook de controletimer wijzigen waarmee de standaardtimers tussen cijfers voor alle gesprekken worden bepaald.

Syntaxis voor de lange timer tussen cijfers

L:s, (kiesplan)

s: het aantal seconden. Als er geen getal wordt ingevoerd na L, geldt de standaardtimer van 5 seconden. Met de timer ingesteld op 0 seconden, wordt het gesprek automatisch verzonden naar het opgegeven toestel wanneer de telefoon van de haak gaat.

Houd er rekening mee dat de timerreeks links van de eerste haakjes voor het nummerplan wordt weergegeven.

Bijvoorbeeld voor de Interdigit Long Timer L:15, (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxx | 9,8,011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)

L:15 betekent dat de gebruiker met dit nummerplan gedurende maximaal 15 seconden tussen cijfers mag pauzeren voordat Lange timer tussen cijfers vervalt. Deze instelling is met name handig voor gebruikers, zoals verkopers, die de nummers van visitekaartjes en ander gedrukt materiaal lezen tijdens het bellen.

Korte timer tussen cijfers (timer volledige invoer)

U kunt deze timer beschouwen als de timer voor volledige invoer. Met deze timer wordt het interval tussen gekozen cijfers gemeten. De timer is van toepassing wanneer de gekozen cijfers overeenkomen met ten minste één cijferreeks in het nummerplan. Tenzij de gebruiker een ander cijfer invoert binnen het opgegeven aantal seconden, wordt de invoer geëvalueerd. Als de invoer geldig is, wordt de oproep voortgezet. Als de invoer ongeldig is, wordt de oproep geweigerd.

Standaard: 3 seconden

Syntaxis voor de korte timer tussen cijfers)

SYNTAXIS 1:

S:s, (kiesplan)

Gebruik deze syntaxis om de nieuwe instelling toe te passen op het gehele nummerplan binnen de haakjes.

SYNTAXIS 2: reeks Ss

Gebruik deze syntaxis om de nieuwe instelling toe te passen op een bepaalde kiesreeks.

s: het aantal seconden. Als er geen getal wordt ingevoerd na S, geldt de standaardtimer van 5 seconden.

S:6, (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxxxx | 9,8,011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)

S:6 betekent dat wanneer de gebruiker een nummer invoert met de telefoon van de haak, de gebruiker maximaal 15 seconden tussen cijfers kan pauzeren voordat Korte timer tussen cijfers vervalt. Deze instelling is met name handig voor gebruikers, zoals verkopers, die de nummers van visitekaartjes en ander gedrukt materiaal lezen tijdens het bellen.

Stel een instant timer in voor een bepaalde volgorde in het nummerplan:

(9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxxS0 | 9,8.011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx) 9,8,1[2-9]xxxxxxxS0 betekent dat met de timer ingesteld op 0, de oproep automatisch wordt verzonden wanneer de gebruiker het laatste cijfer van de reeks kiest.

Het kiesplan bewerken

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Ext(n), waarbij n een toestelnummer is.

3

Schuif naar de sectie Nummerplan.

4

Voer de cijferreeksen in het veld Nummerplan in.

Het standaardsysteem voor het gehele systeem verschijnt standaard in het veld.
5

Pas de reeksen cijfers aan. U kunt cijferreeksen verwijderen, cijferreeksen toevoegen of het gehele nummerplan vervangen door een nieuw nummerplan.

Scheid elke cijferreeks met een sluisteken en plaats de gehele set met cijferreeksen tussen haakjes. Voorbeeld:

(9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxx | 9,8.011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)
6

Klik op Submit All Changes.

De telefoon wordt opnieuw gestart.
7

Controleer of u een gesprek met succes kunt voltooien met elke cijferreeks die u in het nummerplan hebt ingevoerd.

Als u een herkiestoon (snelle bezettoon) hoort, moet u uw invoer controleren en het nummerplan eventueel wijzigen.

Ondersteuning voor bereikbaarheid van uitgaande proxy toevoegen

U kunt een telefoon zo configureren dat deze zich aanmeldt bij de SGW-knooppunten (Site Survivability Gateway) wanneer WxC SSE-knooppunten niet bereikbaar zijn.

1

Open de beheerwebpagina van de telefoon.

2

Selecteer Spraak > Toestel (n).

3

Stel in de sectie Proxy en registratie de velden Survivability Proxy en Survivability Proxy Fallback Intvl in zoals beschreven in de volgende tabel:

ParameterBeschrijving
Survivability Proxy

Deze parameter kan worden geconfigureerd met een toestelnummer dat een statisch geconfigureerde SRV-record bevat. Zo kan de telefoon een failover uitvoeren naar een survivability-gateway.

Voer een van de volgende handelingen uit:

  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Survivability_Proxy_n_>hostname[:p ort][:A=ip-list] [| hostname2[:p ort][:A=ip-list]]</Survivability_Proxy_n_>

  • Voer in de webinterface van de telefoon het adres van de proxyserver als volgt in:

    hostnaam[:poort][:A=ip-lijst] [| hostnaam2[:poort][:A=ip-lijst]]

Waar: ip-list: ip-addr[,ip-addr[,ip-addr�]]

Standaard: poort=0

Voorbeeld: wxclsg.voorbeeld.com:8933:A=192.169.10.1

waar,

wxclsg.voorbeeld.com=Ingerichte SGW-hostnaam. Deze wordt gebruikt voor validatie van het TLS-certificaat wanneer verbinding wordt gemaakt met SGW-knooppunten.

8933=SGW-poort

192.169.10.1=Ingericht SGW-adres

In vergelijking met SGW krijgen SSE-knooppunten altijd een hoge prioriteit. Als er meerdere SGW-knooppunten zijn, probeert u ze na elkaar.

Toegestane waarden: tekenreeks

Standaard: leeg

Survivability Proxy Fallback Intvl (Fallbackinterval survivability proxy)Het interval in seconden waarna de telefoon probeert terug te vallen naar de SSE-nodes.
  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Survivability_Proxy_Fallback_Intvl_n_>30</Survivability_Proxy_Fallback_Intvl_n_>

  • Geef in de telefoonwebinterface het tijdsinterval in seconden op.

Standaard: 30 seconden

4

Selecteer Spraak > Systeem.

5

Stel in het gedeelte Systeemconfiguratie het veld Bereikbaarheidstestmodus in zoals beschreven in de volgende tabel:

ParameterBeschrijving
Survivability Test Mode (Testmodus survivability)Als dit is ingesteld op Ja, wordt de telefoon altijd geregistreerd bij SGW-knooppunten.
  • Voer in het telefoonconfiguratiebestand met XML(cfg.xml) een tekenreeks in de volgende notatie in:

    <Survivability_Test_Mode>Geen/Survivability_Test_Mode><

  • Selecteer in de telefoonwebinterface de testmodus.

Opties: Ja|Nee

Standaard: Nee

6

Klik op Submit All Changes.