- Start
- /
- Artikel
Een Remote Access-computer beheren
U kunt een externe computer beheren door te bepalen welke functies u wilt uitvoeren tijdens een sessie. U kunt een snelkoppeling naar een externe computer maken en de beschrijving bewerken, zodat het gemakkelijker wordt om toegang te krijgen tot dezelfde computer.
Een externe computer toegankelijk houden
U kunt een externe computer toegankelijk houden door ervoor te zorgen dat aan de volgende criteria wordt voldaan:
-
De Remote Access Agent wordt op de computer uitgevoerd. Dat wil zeggen dat het Webex-Remote Access pictogram op de taak balk van de computer staat.
-
De computer is verbonden met internet.
-
De computer is aangemeld bij het Remote Access-netwerk. Dat wil zeggen dat het Webex-Remote Access pictogram als ingeschakeld wordt weer gegeven.
-
De computer is niet geblokkeerd.
Een klant op de externe locatie kan de computer blok keren met behulp van het Webex-Remote Access pictogram op de taak balk. U hebt geen toegang tot de externe computer als de klant deze computer blokkeert.
Een snelkoppeling naar een externe computer maken
Maak op uw bureaublad een snelkoppeling zodat u snel verbinding met een externe computer kunt maken zonder dat u zich op uw pagina Remote Access-computers hoeft aan te melden.
1 |
Klik in de kolom Acties op uw pagina Remote Access-computers op het snelkoppelingspictogram voor de computer waarvoor u een snelkoppeling wilt maken. Na een kort installatieproces wordt het snelkoppelingspictogram voor de computer op uw bureaublad weergegeven. |
2 |
Verbinding maken met een externe computer via een snelkoppeling: |
De beschrijving van een groep of computer bewerken
1 |
Schakel het selectievakje in voor de computer of de groep die u wilt bewerken. U kunt meerdere computers of groepen tegelijkertijd bewerken door meerdere selectievakjes in te schakelen. Als u de beschrijvingen voor een hele groep wilt bewerken, inclusief de subgroepen en computers ervan, opent u de map en schakelt u het selectievakje van de groep in. U selecteert dan automatisch alle subgroepen en computers. |
2 |
Selecteer Beschrijving wijzigen. |
3 |
Typ de nieuwe beschrijvingen in de betreffende tekstvakken en selecteer vervolgens Bijwerken. |
Een Remote Access-sessie beheren
Dit onderwerp beschrijft diverse taken die u kunt uitvoeren tijdens een Remote Access-sessie. Alle opties zijn toegankelijk door op de pijl omlaag op het bedieningspaneel Sessie te klikken.
De functie Chatten en Beheer overdragen zijn beschikbaar in het opdrachtmenu zodra een andere ondersteuningsmedewerker aan de sessie deelneemt.
Als u dit wilt doen... |
Doet u dit… |
---|---|
Een andere ondersteuningsmedewerker uitnodigen voor een sessie |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Uitnodigen en selecteer een optie. |
Een externe computer beheren |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Externe computer en selecteer een optie. |
Tijdens een sessie meerdere toepassingen beheren |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Toepassing selecteren, selecteer de toepassing en selecteer OK. |
Chatberichten verzenden naar andere ondersteuningsmedewerkers |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Chatten. Typ een bericht, selecteer een gebruiker en selecteer Verzenden. |
Het sessiebeheer overdragen aan een andere ondersteuningsmedewerker |
Selecteer de pijl op het bedienings paneel sessie beheer > overdragen. Selecteer de naam van de gebruiker en selecteer vervolgens OK. |
Het sessiebeheer weer overnemen |
Selecteer de pijl op het bedienings paneel sessie beheer > overdragen. Selecteer je eigen naam en selecteer vervolgens OK. |
Aantekeningen maken op een externe computer |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Aantekening. |
Een Remote Access-sessie opnemen |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Opname starten. Deze optie is niet beschikbaar als uw sitebeheerder de functie voor automatisch opnemen heeft ingeschakeld. |
Een schermweergavemodus selecteren |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Weergave en selecteer een optie. Als u tijdens een Remote Access-sessie toegang wilt tot uw lokale computer, selecteert u Passend maken op vensterschaal of Venster. |
Een kleurenmodus selecteren |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Kleurenmodus en selecteer een optie. |
Een Remote Access-sessie beëindigen |
Selecteer de pijl op het bedieningspaneel Sessie > Remote Access-sessie beëindigen Voer een van de volgende handelingen uit om de beveiliging van de externe computer te waarborgen voordat u een Remote Access-sessie beëindigt:
|
Bestanden overdragen van en naar de externe computer
1 |
Selecteer de pijl omlaag op het bedieningspaneel Sessie. |
2 |
Klik in het menu dat verschijnt op Bestand overdragen. In het venster Webex-bestands overdracht wordt in het linkerdeel venster de bestands directory voor de lokale computer weer gegeven. Het rechterdeelvenster:
|
3 |
Open in het linker- of rechterdeelvenster de doelmap voor de bestandsoverdracht. |
4 |
Selecteer in het andere deelvenster de bestanden of mappen die u wilt overdragen. |
5 |
Selecteer de relevante pijl naar links of naar rechts om de bestanden van de ene naar de andere computer over te dragen. |
6 |
(Optioneel) Tijdens een bestandsoverdracht kunt u het pictogram Stoppen selecteren om het huidige overdrachtsproces onmiddellijk te stoppen. |
Een extern document afdrukken op een lokale printer
Tijdens een Remote Access-sessie kunt u een document op de externe computer openen en het document afdrukken op uw huidige locatie. Zorg dat uw sitebeheerder de optie voor extern afdrukken voor uw site heeft ingeschakeld.
De optie Extern afdrukken:
-
Kan een extern document nauwkeurig afdrukken.
-
Mogelijk kunnen de indeling en uitlijning anders zijn dan wanneer u het document rechtstreeks vanaf de lokale computer zou afdrukken.
Gebruik deze optie niet als precisie essentieel is, zoals bij het afdrukken van formulieren.
1 |
Open het document dat u wilt afdrukken op de externe computer. |
2 |
Open de afdrukopties om de lijst met printers weer te geven en uw afdrukopties te specificeren. |
3 |
Druk het document af. |