- Start
- /
- Artikel
Dit Help-artikel is voor Cisco-telefoons die zijn geregistreerd bij Cisco BroadWorks.
Gedeelde lijnen
Een gedeelde lijn is een telefoonnummer dat wordt weergegeven op meerdere telefoons. U kunt een gedeelde lijn maken door hetzelfde telefoonnummer toe te wijzen aan verschillende telefoons.
Inkomende gesprekken worden weergegeven op alle telefoons die een lijn delen en iedereen kan het gesprek aannemen. Er is slechts één gesprek tegelijk actief op een telefoon.
Gespreksinformatie wordt weergegeven op alle telefoons die een lijn delen. Als iemand de privacyfunctie inschakelt, ziet u geen uitgaande gesprekken die worden gevoerd vanaf de telefoon. U ziet echter wel inkomende gesprekken op de gedeelde lijn.
Alle telefoons met een gedeelde lijn gaan over wanneer een gesprek op de lijn binnenkomt. Als u het gedeelde gesprek in de wacht zet, kan iedereen die met de lijn is gedeeld, het gesprek hervatten op zijn/haar telefoon.
De volgende functies voor gedeelde lijnen worden ondersteund:
-
Line Seizure (Lijn overnemen)
-
Public Hold (Openbaar in de wacht)
-
Private Hold (Privé in de wacht)
-
Stil inbreken (alleen via programmeerbare functietoets)
De volgende functies worden ondersteund voor een privélijn
-
Doorverbind.
-
Conferentie
-
Gesprek parkeren/gesprek ophalen
-
Gesprek opnemen
-
Niet storen
-
Gesprek doorschakelen
U kunt elke telefoon afzonderlijk configureren. Accountgegevens zijn doorgaans hetzelfde voor alle IP-telefoons, maar instellingen zoals het nummerplan of de gewenste codec-gegevens kunnen verschillen.
Een gedeelde lijn configureren
U kunt een gedeelde lijn maken door hetzelfde telefoonnummer toe te wijzen aan meer dan één telefoon op de telefoonwebpagina.
U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Als u elke parameter wilt configureren, raadpleegt u de syntaxis van de reeks in de volgende tabel met Parameters voor het configureren van een gedeelde lijn.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer (n) het toestelnummer is dat u wilt delen. , waarbij |
3 |
In het gedeelte Algemeen stelt u de parameter Lijn inschakelen in zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor gedeelde lijnen. |
4 |
Stel in de sectie Lijnweergave delen de parameters Toestel delen, Gedeeld veld Gebruikers-id en Abonnement verloopt in zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor gedeelde lijnen. |
5 |
Voer in de sectie Proxy and Registration (Proxy en registratie) het IP-adres van de proxyserver in het veld Proxy in. U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
Voorbeeld van proxyserveradres: as1bsoft.sipurash.com |
6 |
Voer in de sectie Subscriber Information(Abonneegegevens) de Display Name (Weergavenaam) en User ID (Gebruikers-id) (toestelnummer) in voor het gedeelde toestel. U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
|
7 |
Stel in het gedeelte Diverse instellingen voor lijntoetsen de parameter Inbreken in gedeelde gespreksweergave inschakelen in zoals beschreven in de volgende tabel met Diverse instellingen voor lijntoetsen. |
8 |
Klik op Alle wijzigingen verzenden. |
Parameters voor het configureren van een gedeelde lijn
In de volgende tabel worden de parameters op het tabblad
van de webpagina van de telefoon beschreven.
Parameter |
Beschrijving |
---|---|
Line Enable (Lijn inschakelen) |
Hiermee schakelt u een lijn in voor de service. Voer een van de volgende handelingen uit:
Geldige waarden: Ja|Nee Standaard: Ja |
Share Ext (Toest. delen) |
Hiermee wordt aangegeven of dit toestel met andere Cisco IP-telefoons moet worden gedeeld of privé is. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u Toestel delen instelt op Nee, is dit toestel privé en deelt geen gesprekken, ongeacht de instelling bij Gespreksweergave delen. Als u dit toestel op Ja instelt, volgen gesprekken de instelling voor Gespreksweergave delen. Geldige waarden: Ja|Nee Standaard: Ja |
Shared User ID (Gedeelde gebruikers-id) |
De geïdentificeerde gebruiker die is toegewezen aan de gedeelde lijnweergave. Voer een van de volgende handelingen uit:
|
Subscription Expires (Abonnement vervalt) |
Aantal seconden voordat het SIP-abonnement vervalt. Voordat het abonnement verloopt, krijgt de telefoon NOTIFY-berichten van de SIP-server over de status van het gedeelde telefoontoestel. Voer een van de volgende handelingen uit:
Geldige waarden: een integer tussen 10 en 65535 Standaard: 3600 seconden |
In de volgende tabel worden de parameters op het tabblad
van de webpagina voor de telefoon beschreven.
Parameter |
Beschrijving |
SCA Barge-In Enable (Inbreken in gedeelde gespreksweergave inschakelen) |
Hiermee wordt inbreken in gedeelde gespreksweergave ingeschakeld. Voer een van de volgende handelingen uit:
Geldige waarden: Ja|Nee Standaard: Nee |
Gesprek parkeren
De gebruiker kan een geparkeerd gesprek ophalen met de code voor het opheffen van het parkeren van het gesprek op een willekeurige telefoon binnen de organisatie. Als u de snelkoppeling voor het parkeren van gesprekken hebt geconfigureerd op een toestel, kan de gebruiker het geparkeerde gesprek met één tik op het toestel ophalen.
Parkeerfunctie inschakelen
Wanneer u de parkeerfunctie inschakelt op de telefoon, kunnen gebruikers een gesprek parkeren of een geparkeerd gesprek op de telefoon ophalen. Wanneer de functie is uitgeschakeld, wordt de functietoets Gesprek parkeren/niet parkeren weergegeven op het telefoonscherm.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Stel in het gedeelte Aanvullende services de functie Gesprek parkeren Serv in op Ja om de functie op de telefoon in te schakelen. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Opties: Ja en Nee Standaard: Ja |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Parkeercodes voor gesprekken configureren
U kunt Gesprek parkeren configureren zodat de gebruiker een gesprek in de wacht kan zetten en vervolgens weer kan ophalen van de telefoon van de gebruiker of van een andere telefoon.
Bij het configureren van een parkeerfunctie moeten de parkeerfunctiecode en de code voor het ongedaan maken van de parkeerfunctie overeenkomen met de functietoegangscode die op de server is geconfigureerd.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Voer *68 in het veld Call Park Code (Code parkeerfunctie) in. U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:
|
4 |
Voer *88 in het veld Call Unpark Code (Code voor ongedaan maken parkeerfunctie) in. U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een tekenreeks in deze notatie in te voeren:
|
5 |
Klik op Submit All Changes. |
Snelkoppeling voor gesprek parkeren toevoegen aan een inactief toestel
U kunt de parkeerfunctie aan een inactief toestel toevoegen zodat de gebruiker gesprekken tijdelijk kan opslaan en ophalen. De parkeerfunctie wordt ondersteund op privélijnen en gedeelde lijnen. Indien geconfigureerd, kan de gebruiker een gesprek parkeren en de parkeer ongedaan maken via het toestelnummer.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Selecteer Nee bij de parameter BLF De toets Gesprek parkeren op lijn inschakelen om het bezetlampje veld (BLF) Gesprek parkeren uit te schakelen op de telefoon. |
4 |
Selecteer . |
5 |
Selecteer een lijntoets. |
6 |
(Optioneel) Stel de toestelparameter in op Uitgeschakeld. Wanneer de functie Direct PLK-configuratie is ingeschakeld, hoeft u het toestel niet handmatig uit te schakelen en slaat u de stap over. U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in deze notatie in:
|
7 |
Voer in de parameter Uitgebreide functie een tekenreeks in de volgende indeling in: Voor een privélijn typt u
Voor een gedeelde lijn typt u
Waarbij:
U kunt de lijnspecifieke parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). Voer een tekenreeks in deze notatie in:
|
8 |
Klik op Submit All Changes. |
Gesprek parkeren met één knop configureren
Via Gesprek parkeren met één knop hoeft u geen toetsencombinatie in te voeren voor het parkeren van een gesprek en het opheffen van de parkeerfunctie.
U kunt ook het parkeren van oproepen configureren in een toestel voor toegewezen toestel voor geparkeerde oproepen
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Ga naar . |
3 |
Voer in het veld BLF List URI (URI BLF-lijst) Het veld BLF List URI (URI BLF-lijst) moet dezelfde waarde bevatten als de waarde die is geconfigureerd voor de parameter List URI:sip op de BroadSoft-server. U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
|
4 |
Selecteer in de vervolgkeuzelijst BLF List Feature Options (Functieopties BLF-lijst) de optie prk. U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
De toegestane waarden zijn blf+sd+cp|prk. De standaardwaarde is blf+sd+cp.
|
5 |
Klik op Submit All Changes. |
U kunt BLF parkeer gesprek toevoegen op een lijn
U kunt de parkeerfunctie toevoegen op een bepaalde lijntoets om een gesprek voor een gecontroleerde gebruiker met slechts één knop te parkeren of te deparkeren.
1 |
Selecteer . |
2 |
Selecteer Ja voor de parameter BLF-Callpark op lijntoets inschakelen. Als u de functie wilt uitschakelen, selecteert u Nee. U kunt deze parameter ook configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Standaardwaarde: No (Nee). |
3 |
Navigeer naar en selecteer een lijntoets. |
4 |
(Optioneel) Stel de toestelparameter in op Uitgeschakeld. Wanneer de functie Direct PLK-configuratie is ingeschakeld, hoeft u het toestel niet handmatig uit te schakelen en slaat u de stap over. U kunt de parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml). De parameter is lijnspecifiek. Voer een tekenreeks in deze notatie in:
|
5 |
Voer in het veld Uitgebreide functie de tekenreeks in de volgende indeling in: Waarbij:
|
6 |
Klik op Submit All Changes. |
De geparkeerde status van het gesprek weergeven op het startscherm
U kunt de geparkeerde status van het gesprek op het startscherm van de telefoon weergeven of verbergen.
Standaard wordt de weergave van de geparkeerde status van het gesprek uitgeschakeld op het startscherm van de telefoon.
Indien ingeschakeld, kunnen de gebruikers een melding krijgen van de geparkeerde status, zodat ze het geparkeerde gesprek van de lijn kunnen ophalen.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer (n) het toestelnummer is dat u wilt delen. , waarbij |
3 |
Stel in het gedeelte Instellingen gespreksfuncties in op Ja of Nee in op Ja of Nee om de geparkeerde status van het gesprek weer te geven of te verbergen in het startscherm van de telefoon. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Opties: Ja en Nee Standaard: Nee |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Noodoproep
Ondersteuningsachtergrond voor noodoproep
Providers van noodoproepservices kunnen de locatie van een telefoon registreren voor elke IP-telefoon in een bedrijf. De locatie-informatieserver (LIS) geeft de emergency response-locatie (ERL) door aan de telefoon. De telefoon slaat de locatie op tijdens de registratie, nadat de telefoon opnieuw wordt opgestart en wanneer een persoon zich aanmeldt bij de telefoon. De locatiegegevens omvatten adres, huisnummer, etage, kamer en andere gegevens over de kantoorlocatie.
Wanneer u een noodoproep start, geeft de telefoon de locatie door aan de gespreksserver. De gespreksserver stuurt het gesprek en de locatie door naar de provider van de noodoproepservice. De provider van de noodoproepservices stuurt het gesprek en een uniek terugbelnummer (ELIN) door naar de hulpdiensten. De hulpdienst of de openbare veiligheidsinstantie (PSAP) ontvangt de locatie van de telefoon. De PSAP ontvangt ook een nummer om u terug te bellen, als de verbinding wordt verbroken.
Voeg de volgende parameters in voor het ophalen van de locatie van de telefoon voor een willekeurig telefoonnummer:
-
Bedrijfs-id: een uniek nummer (UUID) dat aan uw bedrijf is toegewezen door de serviceprovider NG9-1-1.
-
URL van de primaire aanvraag: HTTPS-adres van de primaire server die wordt gebruikt voor het verkrijgen van de locatie van de telefoon.
-
URL van de secundaire aanvraag: HTTPS-adres van een secundaire server (back-up) die wordt gebruikt voor het verkrijgen van de locatie van de telefoon.
-
Alarmnummer: een reeks cijfers die een noodoproep identificeren. U kunt meerdere alarmnummers opgeven door de nummers met een komma van elkaar te scheiden.
Algemene nummers van alarmdiensten zijn:
-
Noord-Amerika: 911
-
Europese landen: 112
-
Hongkong: 999
-
De telefoon verzoekt om nieuwe informatie over de locatie voor de volgende activiteiten:
-
U registreert de telefoon bij de gespreksserver.
-
Een persoon start de telefoon opnieuw op en de telefoon was eerder al geregistreerd bij de gespreksserver.
-
Een gast meldt zich aan bij de telefoon.
-
U wijzigt het IP-adres van de telefoon.
Als alle locatieservers geen locatiereactie verzenden, verstuurt de telefoon het locatieverzoek om de twee minuten opnieuw.
Terminologie voor ondersteuning noodoproep
De volgende voorwaarden beschrijven de ondersteuning van noodoproepen voor de telefoons.
-
Locatiebepalingsnummer bij noodgevallen (Emergency Location ID Number, ELIN): een nummer dat wordt gebruikt om een of meer toestelnummers aan te geven om de persoon die de hulpdiensten heeft gebeld, te vinden.
-
Emergency Response-locatie (ERL): een logische locatie waarop een reeks toestelnummers wordt gegroepeerd.
-
HTTP Enabled Location Delivery (HELD): een gecodeerd protocol dat de PIDF-LO-locatie voor een telefoon van een locatie-informatieserver (LIS verkrijgt).
-
Locatie-informatieserver (LIS): een server die reageert op een HELD-aanvraag van een SIP-telefoon en die de locatie van de telefoon levert met behulp van een HELD XML-reactie.
-
Serviceprovider noodoproepen: het bedrijf dat op een HELD-aanvraag van de telefoon reageert met de locatie van de telefoon. Wanneer u een noodoproep doet (met de locatie van de telefoon), leidt een gespreksserver de oproep door naar dit bedrijf. De serviceprovider voor noodoproepen voegt een locatiebepalingsnummer (ELIN) toe en stuurt het gesprek door naar de hulpdiensten (PSAP). Als de verbinding wordt verbroken, gebruikt de PSAP het ELIN-nummer om weer verbinding te maken met de telefoon voor de noodoproep.
-
Public Safety Answering Point (PSAP): nooddiensten als brandweer, politie of ambulances die zijn gekoppeld aan het IP-netwerk voor nooddiensten.
-
Universele unieke id (UUID): een 128-bits nummer dat wordt gebruikt voor de unieke identificatie van een bedrijf met ondersteuning voor noodoproepen.
Een telefoon configureren om noodoproepen te doen
Voordat u begint
Vraag de E911-geolocatieconfiguratie-URL's en de bedrijfs-id voor de telefoon op bij de serviceprovider voor noodoproepen. Gebruik dezelfde geolocatie-URL's en bedrijfs-id voor meerdere toestelnummers in hetzelfde kantoor.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer n het toestelnummer (1-10) is van het webdialoogvenster van de telefoon. , waarbij |
3 |
Stel in de sectie Dial Plan (Belplan) de parameter Emergency Number (Alarmnummer) in |
4 |
In het gedeelte Configuratie E911-geolocatie stelt u de parameters Bedrijfs-UUID, URL van de primaire aanvraag en URL van de secundaire aanvraag in zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor noodoproepen. |
5 |
Klik op Submit All Changes. |
In de volgende tabel worden de functie en het gebruik van parameters voor noodoproepen in de secties Nummerplan en Configuratie E911-geolocatie op het tabblad in de webinterface van de telefoon gedefinieerd. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.
Parameter |
Beschrijving |
---|---|
Sectie: Kies plan | |
Alarmnummer |
Geef een door komma's gescheiden lijst op met alarmnummers. U kunt meerdere alarmnummers opgeven door de nummers met een komma van elkaar te scheiden. Wanneer een van deze nummers wordt gekozen, worden CONF, WACHT en andere vergelijkbare functietoetsen of knoppen niet verwerkt om te voorkomen dat het huidige gesprek per ongeluk in de wacht wordt gezet. De telefoon schakelt ook verwerking van hookflash-gebeurtenissen uit. Alleen de andere kant kan een noodoproep beëindigen. De telefoon wordt weer normaal ingesteld nadat het gesprek is beëindigd en de hoorn weer op de haak is. Voer een van de volgende handelingen uit: de cijfers die overeenkomen met de nood service nummers van de klant.
Geldige waarden: maximale lengte is 63 tekens Standaard: leeg (geen noodnummer) |
Sectie: Configuratie E911-geolocatie | |
Bedrijfs-UUID |
De Universally Unique Identifier (UUID) die aan de klant is toegewezen door de provider van noodoproepservices. Bijvoorbeeld:
Voer een van de volgende handelingen uit:
Geldige waarden: maximale id-lengte is 128 tekens. Standaard: leeg |
URL van de primaire aanvraag |
Aanvraag voor gecodeerde HTTPS-telefoonlocatie. De aanvraag maakt gebruik van de IP-adressen, het MAC-adres, de netwerktoegangs-id (NAI) en de chassis-id en poort-id van de telefoon die zijn toegewezen door de fabrikant van de switch. De aanvraag bevat ook de naam van de locatieserver en de klant-id. De server die wordt gebruikt door de provider van de noodoproepservices antwoordt met een Emergency Response Location (ERL) waarin de Uniform Resource Identifier (URI) van de locatie is gekoppeld aan het IP-adres van de telefoon van de gebruiker. Voer een van de volgende handelingen uit:
Standaard: leeg |
URL van de secundaire aanvraag |
Gecodeerde HTTPS-aanvraag wordt verzonden naar de back-upserver van de provider van de noodoproepservices om de locatie van de telefoon van de gebruiker op te halen. Voer een van de volgende handelingen uit:
Standaard: leeg |
LED-indicatie inschakelen voor gemiste oproepen
Standaard wordt het top 360-lampje uitgeschakeld voor gemiste oproepen. U kunt de INDICATIE van de LED inschakelen als u de waarschuwing voor de gemiste oproep explicieter wilt ontvangen. De gemiste oproep staat meestal op het telefoonscherm.
1 |
Open de webpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer .De gebruiker kan Aanmelding
. |
3 |
Stel in het gedeelte Aanvullende services de parameter Led-waarschuwing voor gemiste oproepen in op Ingeschakeld. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Opties: Ingeschakeld en Uitgeschakeld Standaard: Uitgeschakeld |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Niet storen
Hiermee schakelt u de functie Niet storen (NST) in.
Wanneer u de functie NST op de telefoon inschakelt, kunnen de gebruikers NST in-en uitschakelen met de toets Niet storen op het telefoonscherm. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, wordt de NST-toets niet weergegeven op het telefoonscherm.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Stel in het gebied Aanvullende services de optie NST-service in op Ja om NST in te schakelen voor de telefoon. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Opties: Ja en Nee Standaard: Nee |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Niet storen (NST) in- en uitschakelen voor lijnen
Op de webpagina voor telefoonbeheer kunt u de functie niet storen (NST) in-of uitschakelen op de telefoon.
Uw instelling is alleen van toepassing op de lijnen waarvoor functietoetssynchronisatie (FKS) en de XSI-service voor NST zijn uitgeschakeld. Als de gebruiker de NST-status op de telefoon wijzigt, wordt de wijziging gesynchroniseerd met de webpagina. Voor de lijnen waarvoor FKS of XSI ingeschakeld, worden de wijzigingen niet gesynchroniseerd tussen de telefoon en de webpagina.
Voordat u begint
-
Zorg ervoor dat de functie NST is ingeschakeld op het tabblad
. -
Zorg ervoor dat u FKS en de XSI-service voor NST uitschakelt op de lijnen waarop u de NST-instelling wilt toepassen.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Stel in het gebied Aanvullende services de optie NST-instelling in op Ja of Nee om NST in of uit te schakelen. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Opties: Ja en Nee Standaard: Nee |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Gesprek doorschakelen
Op de webpagina voor telefoonbeheer kunt u de functie voor het doorschakelen van gesprekken inschakelen voor een telefoon op het tabblad
en doorschakelen in-en uitschakelen voor alle lijnen op het tabblad .Wanneer u de functie voor het doorschakelen van gesprekken inschakelt, kunnen de gebruikers de functie in-en uitschakelen en de doelnummers voor elke lijn opgeven.
De functie voor het doorschakelen van gesprekken inschakelen
Schakel de functie voor het doorschakelen van gesprekken in op de telefoon zodat de gebruiker de inkomende gesprekken op hun lijnen naar een ander toestel kan doorsturen. Wanneer deze optie is uitgeschakeld, zien de gebruikers de opties voor het doorschakelen van gesprekken niet op hun lijnen. Wanneer deze optie is ingeschakeld, kunt u ook de functie voor het doorschakelen van gesprekken configureren voor uw gebruikers op het tabblad
.U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Als u elke parameter wilt configureren, raadpleegt u de syntaxis van de reeks in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorschakelfunctie van een telefoon.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Configureer onder Aanvullende services de parameters zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorschakelfunctie. |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Parameters voor het inschakelen van de doorschakelfunctie
De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van parameters voor het doorschakelen van gesprekken in de sectie Aanvullende services op het tabblad in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.
Parameter |
Beschrijving |
---|---|
Service doorschakelen alle gesprekken |
Schakelt alle gesprekken door. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Ja |
Serv. gespr.doorsch. bij bezet |
Hiermee worden gesprekken alleen doorgeschakeld als de lijn bezet is. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Ja |
Serv. gespr.doorsch. bij geen gehoor |
Hiermee worden gesprekken alleen doorgeschakeld als de lijn niet wordt beantwoord. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Ja |
Gesprekken doorschakelen in-en uitschakelen voor lijnen
Gebruik de instellingen voor doorschakelen op het tabblad Gebruiker om de bestemming voor het doorschakelen van gesprekken op te geven en doorschakelen in of uit te schakelen voor de lijnen. De instellingen zijn alleen van toepassing op lijnen waarvoor functietoetssynchronisatie (FKS) en XSI-synchronisatie zijn uitgeschakeld.
Uw instelling is alleen van toepassing op de lijnen waarvoor functietoetssynchronisatie (FKS) en de XSI-service voor het doorschakelen van gesprekken zijn uitgeschakeld. Als de gebruiker de NST-status op de telefoon wijzigt, wordt de wijziging gesynchroniseerd met de webpagina. Voor de lijnen waarvoor FKS of XSI ingeschakeld, worden de wijzigingen niet gesynchroniseerd tussen de telefoon en de webpagina.
Voordat u begint
-
Zorg ervoor dat de instelling voor het doorschakelen van gesprekken is geactiveerd op het tabblad
. -
Zorg ervoor dat u FKS en de XSI-service uitschakelt voor de lijnen waarop u de instelling voor het doorschakelen van gesprekken wilt toepassen.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
In het gedeelte Gesprek doorschakelen configureert u de parameters zoals beschreven in de volgende tabel met Parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Gebruikers. |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Gebruikers
Parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad Gebruiker
In de volgende tabel worden de functie en het gebruik van de parameters voor het doorschakelen van gesprekken op het tabblad
op de webpagina van de telefoon gedefinieerd. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.De parameters in de volgende tabel worden alleen van kracht als FKS en XSI zijn uitgeschakeld.
Parameter |
Beschrijving |
---|---|
Cfwd All |
Schakelt alle gesprekken door. De instelling van deze parameter heeft voorrang boven Cfwd Busy en Cfwd No Answer. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Nee |
Cfwd All Dest |
Hiermee geeft u de bestemming op waarnaar alle gesprekken worden doorgeschakeld. De bestemming kan een alfanumerieke invoer, een telefoonnummer of een SIP-URI zijn. Voer een van de volgende handelingen uit:
Wanneer u Ja selecteert bij Cfwd All, zorg er dan voor dat u de parameter configureert. Standaard: leeg |
Cfwd Busy |
Hiermee worden gesprekken alleen doorgeschakeld als de lijn bezet is. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Nee |
Cfwd Busy Dest |
Specificeert de bestemming waarnaar oproepen worden doorgeschakeld als de lijn bezet is. De bestemming kan een alfanumerieke invoer, een telefoonnummer of een SIP-URI zijn. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u Ja selecteert bij Cfwd Busy, zorg er dan voor dat u de parameter configureert. Standaard: leeg |
Doorst bij geen gehoor |
Het binnenkomende gesprek wordt alleen doorgeschakeld als het gesprek niet wordt beantwoord. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Nee |
Cfwd No Ans Dest |
Hier geeft u het telefoonnummer op van de bestemming waarnaar de inkomende oproep wordt doorgeschakeld als het gesprek niet wordt beantwoord. De bestemming kan een alfanumerieke invoer, een telefoonnummer of een SIP-URI zijn. Voer een van de volgende handelingen uit:
Als u Ja selecteert voor Cfwd No Answer, zorg er dan voor dat u de parameter configureert. Standaard: leeg |
Cfwd No Ans Delay |
Wijst een reactievertragingstijd (in seconden) toe voor het geen antwoord-scenario. Voer een van de volgende handelingen uit:
Standaard: 20 |
Gesprek doorverbinden
Doorverbinden van gesprekken inschakelen
U kunt services voor het begeleid doorverbinden van gesprekken en onaangekondigd doorverbinden van gesprekken inschakelen voor uw gebruiker.
U kunt de parameters ook configureren in het configuratiebestand voor de telefoon met XML-code (cfg.xml). Zie de syntaxis van de reeks in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorverbindingsfunctie voor meer informatie over het configureren van de parameters.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Configureer onder Aanvullende services de parameters zoals gedefinieerd in de volgende tabel met Parameters voor het inschakelen van de doorverbindingsfunctie. |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Parameters voor het inschakelen van de doorverbindingsfunctie
De volgende tabel definieert de functie en het gebruik van parameters voor het doorverbinden van gesprekken in de sectie Aanvullende services op het tabblad in de webinterface van de telefoon. Hij definieert ook de syntaxis van de string die aan het telefoonconfiguratiebestand is toegevoegd met XML-code (cfg.xml) om een parameter te configureren.
Parameter |
Beschrijving |
---|---|
Begeleide doorverbindingsservice |
Begeleide service voor gesprekken doorverbinden. De gebruiker beantwoordt het gesprek alvorens het door te verbinden. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Ja |
Onaangek. doorverbindingsservice |
Onaangekondigde doorverbindingsservice voor gesprekken. De gebruiker verbindt het gesprek door zonder met de beller te spreken. Voer een van de volgende handelingen uit:
Opties: Ja en Nee Standaard: Ja |
Webex-contactpersonen en -gesprekslogboeken
Webex-gesprekslogboeken op een lijn weergeven
U kunt een telefoon activeren voor ondersteuning van Webex-gesprekslogboeken. Wanneer u deze functie activeert, bevat het menu Recente weergeven van op het scherm Recente de optie Webex in de lijst. De gebruiker kan dan de optie Webex instellen om de lijst met recente Webex-gesprekken weer te geven.
Voordat u begint
De telefoon is geregistreerd voor de Webex-cloud. Zie Webex voor Cisco BroadWorks oplossingshandleiding voor meer informatie over het verbinden van de telefoon met Webex Cloud.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
In het gedeelte Logboek Gesprek kiest u de lijn in de lijst Gesprekslogboek voor gekoppelde lijn en stelt u Recente weergeven van in op Webex. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Standaardwaarde voor Recente weergeven van : telefoon |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Webex-contactpersonen op de telefoon weergeven
Wanneer u een telefoon hebt verbonden met de Webex-cloud, kunt u op de telefoon Webex-contactpersonen ondersteunen activeren. Wanneer u deze functie op de telefoon activeert, kan de gebruiker het Webex-adresboek onder het adresboek van de telefoon zien.
Voordat u begint
De telefoon is geregistreerd voor de Cisco Webex-cloud. Zie de Webex voor Cisco BroadWorks-oplossingshandleiding voor meer informatie over het verbinden van de telefoon met Webex Cloud.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Stel in de sectie Webex de optie Adresboek activeren in op Ja. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Standaardwaarde: Nee |
4 |
Voer de naam van het Webex-adresboek in het veld Naam adresboek in. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Standaardwaarde: leeg De naam die u invoert (bijvoorbeeld |
5 |
Klik op Submit All Changes. |
Activeringscodes verticale service
Activeringscodes verticale service toewijzen
Uw telefoongebruikers herkennen Codes voor verticale service-activering als functietoegangscodes (FACs) of stercodes. Wanneer de gebruikers zijn geconfigureerd, kunnen ze de codes op hun lijnen bellen om de corresponderende services te activeren en te deactiveren.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Wijs in het gedeelte Activeringscodes verticale service de codes toe aan services zoals wordt beschreven in de volgende tabel met Activeringscodes verticale service. |
Activeringscodes verticale service
Parameter |
Beschrijving |
---|---|
Call Return Code (Terugbelcode) |
Met deze code wordt de laatste beller gebeld. Wordt standaard ingesteld op *69. |
Blind Transfer Code (Code onaangekondigd doorverbinden) |
Verbindt het huidige gesprek onaangekondigd door naar het opgegeven toestel na de activeringscode. De standaardwaarde is *95. |
Cfwd All Act Code (Activeringscode alles doorschakelen) |
Schakelt alle gesprekken door naar het opgegeven toestel na de activeringscode. Wordt standaard ingesteld op *72. |
Cfwd All Deact Code (Deactiveringscode alles doorschakelen) |
Hiermee annuleert u het doorschakelen van alle gesprekken. Wordt standaard ingesteld op *73. |
Cfwd Busy Act Code (Activeringscode doorschakelen bij bezet) |
Schakelt gesprekken bij bezet door naar het opgegeven toestel na de activeringscode. Wordt standaard ingesteld op *90. |
Cfwd Busy Deact Code (Deactiveringscode doorschakelen bij bezet) |
Hiermee annuleert u het doorschakelen van gesprekken bij bezet. Wordt standaard ingesteld op *91. |
Cfwd No Ans Act Code (Activeringscode gespr.doorsch. bij geen gehoor) |
Schakelt gesprekken bij geen gehoor door naar het opgegeven toestel na de activeringscode. Wordt standaard ingesteld op *92. |
Cfwd No Ans Deact Code (Deactiveringscode gespr.doorsch. bij geen gehoor) |
Hiermee annuleert u het doorschakelen van gesprekken bij geen gehoor. Wordt standaard ingesteld op *93. |
CW Act Code (Activeringscode CW) |
Schakelt wachtend gesprek in voor alle gesprekken. Wordt standaard ingesteld op *56. |
CW Deact Code (Deactiveringscode CW) |
Schakelt wachtend gesprek uit voor alle gesprekken. Wordt standaard ingesteld op *57. |
CW Per Call Act Code (Activeringscode CW per gesprek) |
Schakelt wachtend gesprek in voor het volgende gesprek. Wordt standaard ingesteld op *71. |
CW Per Call Deact Code (Deactiveringscode CW per gesprek) |
Schakelt wachtend gesprek uit voor het volgende gesprek. Wordt standaard ingesteld op *70. |
Block CID Act Code (Activeringscode voor blokkeren beller-id's) |
Hiermee wordt de beller-id in alle uitgaande gesprekken geblokkeerd. Wordt standaard ingesteld op *61. |
Block CID Deact Code (Deactiveringscode voor blokkeren beller-id's) |
Hiermee wordt de blokkering van de beller-id in alle uitgaande gesprekken verwijderd. Wordt standaard ingesteld op *62. |
Block CID Per Call Act Code (Activeringscode blokkeren beller-id per gesprek) |
Hiermee wordt de blokkering van de beller-id in het volgende inkomende gesprek verwijderd. Wordt standaard ingesteld op *81. |
Block CID Per Call Deact Code (Deactiveringscode blokkeren beller-id per gesprek) |
Hiermee wordt de blokkering van de beller-id in het volgende inkomende gesprek verwijderd. Wordt standaard ingesteld op *82. |
Block ANC Act Code (Activeringscode voor blokkeren anonieme gesprekken) |
Hiermee worden alle anonieme gesprekken geblokkeerd. Wordt standaard ingesteld op *77. |
Block ANC Deact Code (Deactiveringscode voor blokkeren anonieme gesprekken) |
Hiermee wordt de blokkering van alle anonieme gesprekken verwijderd. Wordt standaard ingesteld op *87. |
DND Act Code (Activeringscode NST) |
Hiermee schakelt u de functie niet storen in. Wordt standaard ingesteld op *78. |
DND Deact Code (Deactiveringscode NST) |
Hiermee schakelt u de functie niet storen uit. Wordt standaard ingesteld op *79. |
Secure All Call Act Code (Activeringscode Alle gesprekken beveiligen) |
Maakt alle uitgaande gesprekken veilig. Wordt standaard ingesteld op *16. |
Secure No Call Act Code (Activeringscode Geen gesprekken beveiligen) |
Maakt alle uitgaande gesprekken niet-veilig. Wordt standaard ingesteld op *17. |
Secure One Call Act Code (Activeringscode Eén gesprek beveiligen)@@ |
Voer een beveiligd gesprek. Standaard: *18 |
Secure One Call Deact Code (Deactiveringscode Eén gesprek beveiligen) |
Hiermee schakelt u de functie voor beveiligde gesprekken uit. Standaard: *19 |
Code parkeerfunctie |
De stercode die wordt gebruikt voor het parkeren van het huidige gesprek. Wordt standaard ingesteld op *68. |
Code Gesprek opnemen |
De startcode die wordt gebruikt voor het opnemen van een inkomend gesprek. Wordt standaard ingesteld op *97. |
Code parkeerfunctie opheffen |
De stercode die wordt gebruikt voor het opnemen van een gesprek vanuit gesprek parkeren. Wordt standaard ingesteld op *88. |
Code Groepsgesprek opnemen |
De stercode die wordt gebruikt voor het opnemen van een groepsgesprek. Wordt standaard ingesteld op *98. |
Codes verwijzingsservices |
Deze codes laten de IP-telefoon weten wat moet worden uitgevoerd als de gebruiker het huidige gesprek in de wacht zet en luistert naar de tweede kiestoon. Een of meer stercodes kunnen in deze parameter worden geconfigureerd, zoals *98 of *97|*98|*123, enzovoort. De totale lengte is maximaal 79 tekens. Deze parameter is van toepassing wanneer de gebruiker het huidige gesprek in de wachtstand zet (via Hook Flash) en tweede kiestoon luistert. Elke stercode (en het volgende geldige doelnummer volgens de huidige nummerplan) dat na de tweede kiestoon wordt ingevoerd, activeert de telefoon voor het uitvoeren van onaangekondigd doorverbinden met een doelnummer dat wordt voorafgegaan door de stercode voor de service. Nadat de gebruiker bijvoorbeeld *98 heeft gebeld, speelt de IP-telefoon een speciale kiestoon af (Prompt Tone (Instructietoon)) terwijl wordt gewacht tot de gebruiker een doelnummer opgeeft (dat volgens het nummerplan als normaal is ingeschakeld). Wanneer u een volledig nummer opgeeft, wordt het gesprek onaangekondigd doorgeschakeld naar de houdende partij als het doel voor doorverbinden gelijk is aan * 98<doelnummer>. Zo kan de telefoon een gesprek verzenden aan een toepassingsserver voor verdere verwerking, zoals gesprek parkeren. De stercodes mogen niet conflicteren met andere verticale servicecodes die intern worden verwerkt door de IP-telefoon. U kunt ook de bijbehorende stercode leegmaken als u niet wilt dat de telefoon deze verwerkt. |
Functie codes kiesservices |
Deze codes geven aan wat de telefoon moet doen als de gebruiker luistert naar de eerste of tweede kiestoon. Een of meer stercodes kunnen in deze parameter worden geconfigureerd, zoals *72, of *72|*74|*67|*82, enzovoort. De totale lengte is maximaal 79 tekens. Deze parameter is van toepassing wanneer de gebruiker een kiestoon hoort (eerste of tweede kiestoon. Voer een stercode in (en het volgende doelnummer volgens de huidige nummerplan). Bij invoer na de kiestoon activeert u de telefoon om te bellen met het doelnummer dat wordt voorafgegaan door de stercode. Als een gebruiker bijvoorbeeld *72 belt, speelt de telefoon een instructietoon af waarna de gebruiker een geldig doelnummer moet invoeren. Wanneer het volledige nummer is ingevoerd, verzendt de telefoon een uitnodiging naar *72<doelnummer> als in een normaal gesprek. Met deze functie kan de proxy functies verwerken als gesprek doorschakelen (*72) of beller-id blokkeren (*67). De stercodes mogen niet conflicteren met andere verticale servicecodes die intern worden verwerkt door de telefoon. U kunt ook de bijbehorende stercode leegmaken als u niet wilt dat de telefoon deze verwerkt. U kunt een parameter toevoegen aan elke stercode in Functie codes kiesservices om aan te geven welke toon moeten worden afgespeeld nadat de stercode is ingevoerd, zoals *72‘c‘|*67‘p‘. Hieronder vindt u een lijst met toegestane toonparameters (let op het gebruik van aanhalingstekens rond de parameter zonder spaties) • c = kiestoon voor doorschakelen • d = kiestoon • m = MWI-kiestoon • o = externe kiestoon • p = kiestoon instructie • s = tweede kiestoon • x = geen tonen, x is een willekeurig cijfer dat hierboven niet is gebruikt Als er geen kiestoonparameter wordt opgegeven, speelt de telefoon standaard de instructietoon af. Als de stercode (*) niet wordt gevolgd door een telefoonnummer, zoals *73 om doorschakelen te annuleren, neemt u deze niet op in deze parameter. In dat geval voegt u die stercode toe in het nummerplan en stuurt de telefoon een INVITE *73@..... zoals gewoonlijk wanneer de gebruiker *73 belt. |
Gebruikers in staat stellen meerdere personen aan een gesprek toe te voegen
U kunt inschakelen dat uw gebruiker met meerdere personen kan praten in één gesprek. Wanneer u deze functie inschakelt, kan de gebruiker meerdere personen bellen en aan het gesprek toevoegen.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Kies onder Aanvullende services Ja in de vervolgkeuzelijst Conferentieservice. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
Opties: Ja en Nee Standaard: Ja |
4 |
Klik op Submit All Changes. |
Helpdesk configureren met webpagina telefoon
Schakel de helpdeskfunctie in voor uw telefoons zodat gebruikers snel een snel nummer kunnen kiezen met de knop Favoriet.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer . |
3 |
Kies in het gedeelte Help desk Ja bij de parameter Help-desk inschakelen . |
4 |
(Optioneel) Stel de naam van de parameter aangepast menu in om de weergavenaam voor de helpdesk op het telefoonscherm aan te passen. Als het veld leeg is, is de weergavenaam 'Help desk'. |
5 |
Geef het snelle nummer en de relevante naam op in het <n> en naam <n> despectief, waarbij <n> het volgnummer van het nummer vertegenwoordigt. Het maximumaantal snelle nummers is 10. Als de naam leeg is en alleen het snelle nummer is geconfigureerd, wordt het snelnummer herhaaldelijk weergegeven als de naam.
U kunt de parameters in het telefoonconfiguratiebestand ook configureren met de XML(cfg.xml)-code:
|
6 |
Klik op Submit All Changes. |
Het aantal oproepen per lijn configureren
Elke lijn kan meerdere gesprekken ondersteunen. De telefoon ondersteunt standaard twee actieve gesprekken per lijn en maximaal tien actieve gesprekken per lijn. Er kan slechts één gesprek op een bepaald moment worden verbonden. Andere gesprekken worden automatisch in de wacht geplaatst.
Telefoons die meerdere gespreksweergaven op een lijn ondersteunen, kunnen zo worden geconfigureerd dat het aantal gesprekken op de lijn kan worden opgegeven.
Voordat u begint
Open de beheerwebpagina van de telefoon.
1 |
Selecteer . |
2 |
Geef in de sectie Miscellaneous Line Key Settings (Diverse instellingen voor lijntoetsen) bij de parameter Call Appearances Per Line (Gespreksweergaven per lijn) het aantal toegestane gesprekken per lijn op. U kunt deze parameter ook configureren in het configuratiebestand (cfg.xml) door een reeks in deze indeling in te voeren:
De toegestane waarden lopen uiteen van 2 tot 10. De standaardwaarde is 2. |
3 |
Klik op Submit All Changes. |
Alfanumerieke nummers configureren
U kunt een telefoon configureren zodat de gebruiker van de telefoon een gesprek plaatst met alfanumerieke tekens in plaats van alleen cijfers. Op de webpagina van de telefoon configureert u alfanumeriek kiezen met snelkiezen, BLF en gesprek opnemen.
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer Spraak > Ext(n), waarbij n een toestelnummer is. U kunt deze parameter configureren in het XML-bestand met de telefoonconfiguratie (cfg.xml) door een tekenreeks met deze notatie in te voeren:
|
3 |
Selecteer Spraak > telefoon, kunt u een tekenreeks op een lijntoets in deze indeling toevoegen om snelkiesnummers met alfanumerieke kiesmogelijkheden in te schakelen:
Bijvoorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld kan de gebruiker 'first.last' kiezen om een oproep te starten. De ondersteunde tekens voor alfanumeriek kiezen zijn: a-z, A-Z, 0-9, -, _, . en +. De telefoon ondersteunt ook plus bellen waarbij u E.164 nummers kiest die vooraf gaan door een plusteken (+). Als de gebruiker het plusteken wil kiezen, moet hij/zij de stertoets (*) voor ten minste 1 seconde ingedrukt houden. Dit is van toepassing op het kiezen van het eerste cijfer voor een gesprek waarbij de hoorn op de haak ligt (inclusief bewerkingsmodus) of een gesprek waarbij de hoorn van de haak ligt. |
Kiesplan
Met nummerplannen wordt bepaald hoe cijfers worden geïnterpreteerd en verzonden. Ook wordt met nummerplannen bepaald of het gekozen nummer wordt geaccepteerd of geweigerd. U kunt een nummerplan gebruiken om het kiezen te vergemakkelijken of om bepaalde typen gesprekken te blokkeren, zoals long-distance gesprekken of internationale gesprekken.
Gebruik de webgebruikersinterface voor de telefoon om nummerplannen op de IP-telefoon te configureren.
Dit gedeelte bevat informatie die u moet begrijpen over nummerplannen, en procedures om uw eigen nummerplannen te configureren.
Cisco IP-telefoon heeft verschillende niveaus van nummerplannen en verwerkt de cijferreeks.
Wanneer een gebruiker op de luidsprekerknop drukt op de telefoon, begint de volgende reeks met gebeurtenissen:
-
De telefoon begint met het verzamelen van de gekozen cijfers. De timer tussen cijfers begint de tijd bij te houden die verstrijkt tussen cijfers.
- Als de timerwaarde tussen cijfers wordt bereikt, of als een andere afsluitende gebeurtenis plaatsvindt, vergelijkt de telefoon de gekozen cijfers met het nummerplan van de IP-telefoon. Dit nummerplan wordt geconfigureerd in de webgebruikersinterface voor de telefoon in Spraak > Toestel (n) onder de sectie Nummerplan.
Cijferreeksen
Een nummerplan bevat een aantal cijferreeksen, gescheiden door het teken |. De gehele verzameling reeksen wordt tussen haakjes geplaatst. Elke cijferreeks in het nummerplan bestaat uit een aantal elementen die afzonderlijk worden gematcht met de toetsen waarop de gebruiker drukt.
Witruimte wordt genegeerd, maar kan worden gebruikt voor leesbaarheid.
Cijferreeks |
Functie |
---|---|
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 * # |
Tekens waarmee een toets wordt vertegenwoordigd waarop de gebruiker moet drukken op het toetsenblok van de telefoon. |
x |
Een willekeurig teken op het toetsenblok van de telefoon. |
[reeks] |
Met tekens tussen vierkante haken wordt een lijst gemaakt met geaccepteerde toetsen waarop kan worden gedrukt. De gebruiker kan op al de toetsen in de lijst drukken. Met een numeriek bereik, bijvoorbeeld Een numeriek bereik kan andere tekens bevatten. Met bijvoorbeeld |
. (punt) |
Met een punt wordt herhaling van elementen aangegeven. Het nummerplan accepteert |
<gekozen:vervangen> |
Wanneer de gebruiker op 8 drukt, gevolgd door een nummer van zeven cijfers, wordt de gekozen Als de gekozen parameter leeg is en er een waarde aanwezig is, worden er geen cijfers vervangen en wordt de vervangen waarde altijd voorafgegaan door de overgebrachte tekenreeks. Bijvoorbeeld:
Wanneer de gebruiker 9725550112 kiest , wordt nummer 1 aan het begin van de reeks toegevoegd. Het systeem verzendt19725550112 . |
, (komma) |
De kiestoon van een buitenlijn wordt afgespeeld nadat de gebruiker heeft gedrukt op |
! (uitroepteken) |
Alle reeksen met 11 cijfers die beginnen met 1900, worden geweigerd. |
*xx |
Hiermee kan een gebruiker een stercode van 2 cijfers invoeren. |
S0 of L0 |
Voer voor Interdigit Timer Master Override (Timer tussen cijfers opheffen) |
P |
Als u wilt pauzeren, voert u
Een pauze van 5 seconden wordt geïntroduceerd. |
Voorbeelden:
In de volgende voorbeelden worden cijferreeksen weergegeven die u in een nummerplan kunt invoeren. In een volledige vermelding van het kiesplan worden reeksen gescheiden door een pijpteken (|). De hele reeksen worden tussen haakjes geplaatst.
[1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) | [*#]xx[*#] | #xx+xxxxxxxxx*xxxxxxxxxx
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) | [*#]xx[*#] | #xx+xxxxxxxxx*xxxxxxxxxx
- Toestellen in uw systeem:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 )
[1-8]xx
Hiermee kan een gebruiker een nummer kiezen dat begint met de cijfers 1 tot en met 8. Als uw systeem werkt met toestelnummers met vier cijfers, geeft u de volgende reeks op:
[1-8]xxx
- Lokaal bellen met een nummer van zeven cijfers:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]111)
9, xxxxxxx
Nadat een gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer van zeven cijfers invoeren, net als in een lokaal gesprek.
- Lokaal bellen met een netnummer van 3 cijfers en een lokaal nummer van 7 cijfers:
[1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx
Dit voorbeeld is handig als een lokaal netnummer vereist is. Nadat een gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker moet een nummer van tien cijfers invoeren dat begint met een cijfer 2 tot en met 9. Het voorvoegsel wordt automatisch door het systeem ingevoegd voordat het nummer naar de provider wordt verzonden.
- Lokaal bellen met een automatisch ingevoegd netnummer van 3 cijfers:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 8, <:1212>xxxxxxx
Dit voorbeeld is handig wanneer een lokaal netnummer vereist is door de telefoonmaatschappij, maar de meeste gesprekken naar één netnummer gaan. Nadat de gebruiker op 8 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer van zeven cijfers invoeren. Het voorvoegsel 1 en het netnummer 212 wordt automatisch ingevoegd voordat het nummer naar de netwerkprovider wordt verzonden.
- Long-distance bellen in VS:
[1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, 1 [2-9] xxxxxxx
Nadat de gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer van 11 cijfers invoeren, dat begint met 1 en wordt gevolgd door een cijfer van 2 tot en met 9.
- Geblokkeerd nummer:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, 1 900 xxxxxxx !
Deze cijferreeks is handig als u wilt voorkomen dat gebruikers nummers kiezen met hoge tarieven of ongeschikte inhoud, zoals 1900-nummers in de Verenigde Staten. Nadat de gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. Als de gebruiker een nummer van 11 cijfers invoert, dat begint met de cijfers 1900, wordt het gesprek geweigerd.
- Internationaal bellen in VS:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 9, 011xxxx
Nadat de gebruiker op 9 heeft gedrukt, klinkt een externe kiestoon. De gebruiker kan elk nummer invoeren dat begint met 011, zoals in een internationaal gesprek vanuit de VS.
- Informatieve nummers:
( [1-8]xx | 9, xxxxxxx | 9, <:1>[2-9]xxxxxxxxx | 8, <:1212>xxxxxxx | 9, 1 [2-9] xxxxxxxxx | 9, 1 9 9 900 xxxxxxx! | 9, 011xxxxxx. | 0 | [49]11 ) 0 | [49]11
Dit voorbeeld bevat twee-cijferige reeksen, gescheiden door het pijpteken. Met de eerste reeks kan een gebruiker 0 bellen voor een operator. Met de tweede reeks kan de gebruiker 411 invoeren voor plaatselijke informatie of 911 voor de hulpdiensten.
- Activeringscodes service:
[*#]xx[*#]
Hiermee kan de gebruiker # - en * -codes kiezen om functies te gebruiken.
- Service-activeringscodes met extra parameters:
Hiermee kan de gebruiker een #-code kiezen, gevolgd door twee 10-cijferige nummers.
Acceptatie en verzending van de gekozen cijfers
Wanneer een gebruiker een reeks cijfers belt, wordt elke reeks in het nummerplan getest als een mogelijke match. De overeenkomende reeksen vormen een set kandidaatcijferreeksen. Wanneer de gebruiker meer cijfers invoert, wordt de set met kandidaten steeds kleiner totdat er slechts één of geen geldig is. Wanneer een afsluitende gebeurtenis plaatsvindt, accepteert de IP-PBX de door de gebruiker gebelde reeks en wordt een gesprek geïnitieerd of anders wordt de reeks als ongeldig geweigerd. De gebruiker hoort de herkiestoon (snelle bezettoon) als de gekozen reeks ongeldig is.
In de volgende tabel wordt uitgelegd hoe afsluitende gebeurtenissen worden verwerkt.
Afsluitende gebeurtenis |
Verwerken... |
---|---|
Gekozen cijfers hebben met geen enkele reeks in het nummerplan een overeenkomst. |
Het nummer wordt geweigerd. |
Gekozen cijfers komen exact overeen met één reeks in het nummerplan. |
Als de reeks in het nummerplan wordt toegestaan, wordt het nummer geaccepteerd en volgens het nummerplan verzonden. Als de reeks met het nummerplan wordt geblokkeerd, wordt het nummer geweigerd. |
Er treedt een time-out op. |
Het nummer wordt geweigerd als de gekozen cijfers niet overeenkomen met een cijferreeks in het nummerplan binnen de tijd die met de van toepassing zijnde timer tussen cijfers is opgegeven. De lange timer tussen cijfers is van toepassing wanneer de gekozen cijfers met geen enkele cijferreeks in het nummerplan overeenkomen. Standaard: 10 seconden De korte timer tussen cijfers is van toepassing wanneer de gekozen cijfers overeenkomen met een of meer kandidaatreeksen in het nummerplan. Standaard: 3 seconden |
Een gebruiker drukt op de # -toets of de functietoets Kiezen op het IP telefoonscherm. |
Als de reeks compleet is en door het nummerplan wordt toegestaan, wordt het nummer geaccepteerd en volgens het nummerplan verzonden. Als de reeks incompleet is of door het nummerplan wordt geblokkeerd, wordt het nummer geweigerd. |
Nummerplantimer (Timer hoorn van de haak)
U kunt de nummerplantimer beschouwen als de timer wanneer de hoorn van de haak is. Deze timer wordt gestart wanneer de telefoon van de haak gaat. Als er geen cijfers worden gekozen binnen het opgegeven aantal seconden, verloopt de timer en wordt een lege invoer geëvalueerd. Het gesprek wordt dan geweigerd, tenzij u een speciale nummerplanreeks hebt die een lege invoer toestaat.
De timer voor een nummer wordt gekozen, ongeacht de tijd van de standaardtimer voor het nummerplan en de kiestoon die is ingesteld in het veld Kiestoon op het tabblad Regionaal.
Syntaxis voor de nummerplantimer
(Ps<:n> | kiesplan)
s: het aantal seconden. De timer voordat een nummer wordt gekozen, is de kortste waarde van de standaardtimer voor het nummerplan en de timer voor de kiestoon die is ingesteld in het veld Dial Tone (Kiestoon). Met de timer ingesteld op 0 seconden, wordt het gesprek automatisch verzonden naar het opgegeven toestel wanneer de telefoon van de haak gaat.
n: (optioneel): het nummer dat automatisch moet worden verzonden wanneer de timer verloopt. U kunt een toestelnummer of een DID-nummer invoeren. Er zijn geen jokertekens toegestaan omdat het nummer wordt verzonden zoals weergegeven. Als u de nummervervanging, <:n>, weglaat, hoort de gebruiker een herkiestoon (snelle bezettoon) na het opgegeven aantal seconden.
Voorbeelden voor de nummerplantimer
De werkelijke timer voor een gekozen nummer is gelijk aan de waarde van de standaardtimer voor het kiesplan en de timer voor de kiestoon die is ingesteld in in het veld Kiestoon. In de volgende voorbeelden wordt aangenomen dat de timer voor de kiestoon langer is dan de timer voor het kiesplan.
Geef gebruikers meer tijd om het bellen te starten nadat een telefoon van de haak is genomen:
(P9 | (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxx | 9,8.011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)
P9 betekent dat een gebruiker 9 seconden heeft om met bellen te beginnen nadat de telefoon van de haak is genomen: Als niet binnen 9 seconden op cijfers wordt gedrukt, hoort de gebruiker een herkiestoon (snelle bezettoon). Door een langere tijd in te stellen, geeft u gebruikers meer tijd om cijfers in te voeren:
U maakt als volgt een directe lijn voor alle reeksen in het nummerplan van het systeem:
(P9<:23> | (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxx | 9,8.011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)
P9<:23> betekent dat een gebruiker 9 seconden heeft om met bellen te beginnen nadat de telefoon van de haak is genomen: Als binnen 9 seconden niet op cijfers wordt gedrukt, wordt het gesprek automatisch naar toestel 23 verzonden.
U maakt als volgt een directe lijn op een lijntoets voor een toestel:
(P0 <:1000>)
Met de timer ingesteld op 0 seconden, wordt het gesprek automatisch verzonden naar het opgegeven toestel wanneer de telefoon van de haak gaat. Voer deze reeks in het nummerplan van de telefoon in voor toestel 2 of hoger op een clienttelefoon.
Lange timer tussen cijfers (timer onvolledige invoer)
U kunt deze timer beschouwen als de timer voor onvolledige invoer. Met deze timer wordt het interval tussen gekozen cijfers gemeten. De timer is van toepassing zolang als de gekozen cijfers niet overeenkomen met cijferreeksen in het nummerplan. Tenzij de gebruiker een ander cijfer invoert binnen het opgegeven aantal seconden, wordt de invoer geëvalueerd als onvolledig en wordt het gesprek geweigerd. De standaardwaarde is 10 seconden.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe een timer als onderdeel van een nummerplan wordt bewerkt. U kunt ook de controletimer wijzigen waarmee de standaardtimers tussen cijfers voor alle gesprekken worden bepaald.
Syntaxis voor de lange timer tussen cijfers
L:s, (kiesplan)
s: het aantal seconden. Als er geen getal wordt ingevoerd na L, geldt de standaardtimer van 5 seconden. Met de timer ingesteld op 0 seconden, wordt het gesprek automatisch verzonden naar het opgegeven toestel wanneer de telefoon van de haak gaat.
Houd er rekening mee dat de timerreeks links van de eerste haakjes voor het nummerplan wordt weergegeven.
L:15, (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxx | 9,8,011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)
L:15 betekent dat de gebruiker met dit nummerplan gedurende maximaal 15 seconden tussen cijfers mag pauzeren voordat Lange timer tussen cijfers vervalt. Deze instelling is met name handig voor gebruikers, zoals verkopers, die de nummers van visitekaartjes en ander gedrukt materiaal lezen tijdens het bellen.
Korte timer tussen cijfers (timer volledige invoer)
U kunt deze timer beschouwen als de timer voor volledige invoer. Met deze timer wordt het interval tussen gekozen cijfers gemeten. De timer is van toepassing wanneer de gekozen cijfers overeenkomen met ten minste één cijferreeks in het nummerplan. Tenzij de gebruiker een ander cijfer invoert binnen het opgegeven aantal seconden, wordt de invoer geëvalueerd. Als de invoer geldig is, wordt de oproep voortgezet. Als de invoer ongeldig is, wordt de oproep geweigerd.
Standaard: 3 seconden
Syntaxis voor de korte timer tussen cijfers)SYNTAXIS 1:
S:s, (kiesplan)
Gebruik deze syntaxis om de nieuwe instelling toe te passen op het gehele nummerplan binnen de haakjes.
SYNTAXIS 2: reeks Ss
Gebruik deze syntaxis om de nieuwe instelling toe te passen op een bepaalde kiesreeks.
s: het aantal seconden. Als er geen getal wordt ingevoerd na S, geldt de standaardtimer van 5 seconden.
S:6, (9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxxxx | 9,8,011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx)
S:6 betekent dat wanneer de gebruiker een nummer invoert met de telefoon van de haak, de gebruiker maximaal 15 seconden tussen cijfers kan pauzeren voordat Korte timer tussen cijfers vervalt. Deze instelling is met name handig voor gebruikers, zoals verkopers, die de nummers van visitekaartjes en ander gedrukt materiaal lezen tijdens het bellen.
Stel een instant timer in voor een bepaalde volgorde in het nummerplan:
(9,8<:1408>[2-9]xxxxxx | 9,8,1[2-9]xxxxxxxS0 | 9,8.011xx. | 9,8,xx.|[1-8]xx) 9,8,1[2-9]xxxxxxxS0
betekent dat met de timer ingesteld op 0, de oproep automatisch wordt verzonden wanneer de gebruiker het laatste cijfer van de reeks kiest. Het kiesplan bewerken
1 |
Open de beheerwebpagina van de telefoon. |
2 |
Selecteer Spraak > Ext(n), waarbij n een toestelnummer is. |
3 |
Schuif naar de sectie Nummerplan. |
4 |
Voer de cijferreeksen in het veld Nummerplan in. Het standaardsysteem voor het gehele systeem verschijnt standaard in het veld.
|
5 |
Pas de reeksen cijfers aan. U kunt cijferreeksen verwijderen, cijferreeksen toevoegen of het gehele nummerplan vervangen door een nieuw nummerplan. Scheid elke cijferreeks met een sluisteken en plaats de gehele set met cijferreeksen tussen haakjes. Voorbeeld:
|
6 |
Klik op Submit All Changes. De telefoon wordt opnieuw gestart.
|
7 |
Controleer of u een gesprek met succes kunt voltooien met elke cijferreeks die u in het nummerplan hebt ingevoerd. Als u een herkiestoon (snelle bezettoon) hoort, moet u uw invoer controleren en het nummerplan eventueel wijzigen. |